H3148 יוֹתֵר
meerwaardig, voordeel,uitwas, exces, bovendien, daarenboven, meer
Esther 6:6 | Als Haman ingekomen was, zo zeide de koning tot hem: Wat zal men met dien man doen, tot wiens eer de koning een welbehagen heeft? Toen zeide Haman in zijn hart: Tot wien heeft de koning een welbehagen, om [hem] eer te doen, meer dan tot mij? |
Prediker 2:15 | Dies zeide ik in mijn hart: Gelijk het den dwaze bejegent, zal het ook mijzelven bejegenen; waarom heb ik dan toen meer naar wijsheid gestaan? Toen sprak ik in mijn hart, dat ook hetzelve ijdelheid was. |
Prediker 6:8 | Want wat heeft de wijze meer dan de zot? Wat heeft de arme [meer], die voor de levenden weet te wandelen? |
Prediker 6:11 | Voorwaar, er zijn veel dingen, die de ijdelheid vermeerderen; wat heeft de mens te meer [daarvan]? |
Prediker 7:11 | De wijsheid is goed met een erfdeel; en degenen, die de zon aanschouwen, hebben voordeel [daarvan]. |
Prediker 7:16 | Wees niet al te rechtvaardig, noch houd uzelven al te wijs; waarom zoudt gij verwoesting over u brengen? |
Prediker 12:9 | En voorts, dewijl de prediker wijs geweest is, zo leerde hij het volk nog wetenschap, en merkte op, en onderzocht; hij stelde vele spreuken in orde. |
Prediker 12:12 | En wat boven dezelve is, mijn zoon! wees gewaarschuwd; van vele boeken te maken is geen einde, en veel lezens is vermoeiing des vleses. |