H3199 יָכִין
Jachin, Jakin

Bijbelteksten

Genesis 46:10En de zonen van Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin, en Zohar, en Saul, de zoon ener Kanaanietische vrouw.
Exodus 6:14En de zonen van Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin, en Zohar, en Saul, de zoon ener Kanaanietische; dit zijn de huisgezinnen van Simeon.
Numeri 26:12De zonen van Simeon, naar hun geslachten: van Nemuel, het geslacht der Nemuelieten; van Jamin het geslacht der Jaminieten; van Jachin het geslacht der Jachinieten;
1 Koningen 7:21Daarna richtte hij de pilaren op in het voorhuis des tempels; en den rechter pilaar opgericht hebbende, zo noemde hij zijn naam Jachin, en den linker pilaar opgericht hebbende, zo noemde hij zijn naam Boaz.
1 Kronieken 9:10Van de priesteren nu, Jedaja, en Jojarib, en Jachin,
1 Kronieken 24:17Het een en twintigste voor Jachin, het twee en twintigste voor Gamul,
2 Kronieken 3:17En hij richtte de pilaren op voor aan den tempel, een ter rechterhand, en een ter linkerhand; en hij noemde den naam van den rechter Jachin, en den naam van den linker Boaz.
Nehemia 11:10Van de priesteren: Jedaja, de zoon van Jojarib, Jachin;

Mede mogelijk dankzij

TuinTuin