Esther 1:11 | Dat zij Vasthi, de koningin, zouden brengen voor het aangezicht des konings, met de koninklijke kroon, om den volken en den vorsten haar schoonheid te tonen; want zij was schoon van aangezicht. |
Psalm 45:12 | Zo zal de Koning lust hebben aan uw schoonheid; dewijl Hij uw Heere is, zo buig u voor Hem neder. |
Psalm 50:2 | Uit Sion, de volkomenheid der schoonheid, verschijnt God blinkende. |
Spreuken 6:25 | Begeer haar schoonheid niet in uw hart, en laat ze u niet vangen met haar oogleden. |
Spreuken 31:30 | [Schin.] De bevalligheid is bedrog, en de schoonheid ijdelheid; [maar] een vrouw, die den HEERE vreest, die zal geprezen worden. |
Jesaja 3:24 | En het zal geschieden, dat er voor specerij stank zal zijn, en lossigheid voor een gordel, en kaalheid in plaats van haarvlechten, en omgording eens zaks in plaats van een wijden rok, en verbranding in plaats van schoonheid. |
Jesaja 33:17 | Uw ogen zullen den Koning zien in Zijn schoonheid; zij zullen een ver gelegen land zien. |
Klaagliederen 2:15 | [Samech.] Allen, die over weg gaan, klappen met de handen over u, zij fluiten en schudden hun hoofd over de dochter Jeruzalems, [zeggende:] Is dit die stad, waar men van zeide, dat zij volkomen van schoonheid was, een vreugde der ganse aarde? |
Ezechiel 16:14 | Daartoe ging van u een naam uit onder de heidenen om uw schoonheid; want die was volmaakt door Mijn heerlijkheid, die Ik op u gelegd had, spreekt de Heere HEERE. |
Ezechiel 16:15 | Maar gij hebt vertrouwd op uw schoonheid, en hebt gehoereerd vanwege uw naam; ja, hebt uw hoererijen uitgestort aan een ieder, die voorbijging; voor hem was zij. |
Ezechiel 16:25 | Aan elk hoofd des wegs hebt gij uw hoge plaatsen gebouwd, en hebt uw schoonheid gruwelijk gemaakt, en hebt met uw benen geschreden voor een ieder, die voorbijging, en hebt uw hoererijen vermenigvuldigd. |
Ezechiel 27:3 | En zeg tot Tyrus, die daar woont aan de ingangen der zee, handelende met de volken in vele eilanden: Zo zegt de Heere HEERE: O Tyrus! gij zegt: Ik ben volmaakt in schoonheid. |
Ezechiel 27:4 | Uw landpalen zijn in het hart der zeeen; uw bouwers hebben uw schoonheid volkomen gemaakt. |
Ezechiel 27:11 | De kinderen van Arvad en uw heir waren rondom op uw muren, en de Gammadieten waren op uw torens; hun schilden hingen zij rondom aan uw muren; die maakten uw schoonheid volkomen. |
Ezechiel 28:7 | Daarom zie, Ik zal vreemden over u brengen, de tirannigste der heidenen; die zullen hun zwaarden uittrekken over de schoonheid uwer wijsheid, en zullen uw glans ontheiligen. |
Ezechiel 28:12 | Mensenkind! hef een klaaglied op over den koning van Tyrus, en zeg tot hem: Zo zegt de Heere HEERE: Gij verzegelaar der som, vol van wijsheid en volmaakt in schoonheid! |
Ezechiel 28:17 | Uw hart verheft zich over uw schoonheid; gij hebt uw wijsheid bedorven, vanwege uw glans; Ik heb u op de aarde henengeworpen, Ik heb u voor het aangezicht der koningen gesteld, om op u te zien. |
Ezechiel 31:8 | De cederen in Gods hof verduisterden hem niet, de dennebomen waren zijn takken niet gelijk, en de kastanjebomen waren niet gelijk zijn scheuten; geen boom in Gods hof was hem gelijk in zijn schoonheid. |
Zacharia 9:17 | Want hoe groot zal zijn goed wezen en hoe groot zal zijn schoonheid wezen! Het koren zal de jongelingen, en de most zal de jonkvrouwen sprekende maken. |