H3313 יָפַע
in lichtglans verschijnen, schijnsel geven, licht, bestralen, licht laten stralen, schijnen, blinken
Deuteronomium 33:2 | Hij zeide dan: De HEERE is van Sinai gekomen, en is hunlieden opgegaan van Seir; Hij is blinkende verschenen van het gebergte Paran, en is aangekomen met tien duizenden der heiligen; tot Zijn rechterhand was een vurige wet aan hen. |
Job 3:4 | Diezelve dag zij duisternis; dat God naar hem niet vrage van boven; en dat geen glans over hem schijne; |
Job 10:3 | Is het U goed, dat Gij verdrukt, dat Gij verwerpt den arbeid Uwer handen, en over den raad der goddelozen schijnsel geeft? |
Job 10:22 | Een stikdonker land, als de duisternis zelve, de schaduwe des doods, en zonder ordeningen, en het geeft schijnsel als de duisternis. |
Job 37:15 | Weet gij, wanneer God over dezelve orde stelt, en het licht Zijner wolk laat schijnen? |
Psalm 50:2 | Uit Sion, de volkomenheid der schoonheid, verschijnt God blinkende. |
Psalm 80:2 | O Herder Israels! neem ter ore, Die Jozef als schapen leiddet; Die tussen de cherubim zit, verschijn blinkende. |
Psalm 94:1 | O God der wraken! o HEERE, God der wraken! verschijn blinkende. |