H3414 יִרְמְיָה
Jirmeja, Jeremia

Bijbelteksten

Jeremia 28:6En de profeet Jeremia zeide: Amen, de HEERE doe alzo! de HEERE bevestige uw woorden, die gij geprofeteerd hebt, dat Hij de vaten van des HEEREN huis, en allen, die gevankelijk zijn weggevoerd, van Babel wederbrenge tot deze plaats!
Jeremia 28:10Toen nam de profeet Hananja het juk van den hals van den profeet Jeremia, en verbrak het.
Jeremia 28:11En Hananja sprak voor de ogen des gansen volks, zeggende: Zo zegt de HEERE: Alzo zal Ik verbreken het juk van Nebukadnezar, den koning van Babel, in nog twee volle jaren, van den hals al der volken. En de profeet Jeremia ging zijns weegs.
Jeremia 28:12Doch des HEEREN woord geschiedde tot Jeremia (nadat de profeet Hananja het juk van den hals van den profeet Jeremia verbroken had), zeggende:
Jeremia 28:15En de profeet Jeremia zeide tot den profeet Hananja: Hoor nu, Hananja! de HEERE heeft u niet gezonden, maar gij hebt gemaakt, dat dit volk op leugen vertrouwt.
Jeremia 29:1Voorts zijn dit de woorden des briefs, dien de profeet Jeremia zond van Jeruzalem tot de overige oudsten, die gevankelijk waren weggevoerd, mitsgaders tot de priesteren, en tot de profeten, en tot het ganse volk, dat Nebukadnezar van Jeruzalem gevankelijk had weggevoerd naar Babel.
Jeremia 29:27Nu dan, waarom hebt gij Jeremia, den Anathothiet, niet gescholden, die zich bij ulieden voor een profeet uitgeeft?
Jeremia 29:29Zefanja nu, de priester, had dezen brief gelezen voor de oren van den profeet Jeremia.
Jeremia 29:30Daarom geschiedde des HEEREN woord tot Jeremia, zeggende:
Jeremia 30:1Het woord, dat tot Jeremia geschied is van den HEERE, zeggende:
Jeremia 32:1Het woord, dat tot Jeremia geschied is van den HEERE, in het tiende jaar van Zedekia, koning van Juda; dit jaar was het achttiende jaar van Nebukadrezar.
Jeremia 32:2(Het heir nu des konings van Babel belegerde toen Jeruzalem, en de profeet Jeremia was besloten in het voorhof der bewaring, dat in het huis des konings van Juda is.
Jeremia 32:6Jeremia dan zeide: Des HEEREN woord is tot mij geschied, zeggende:
Jeremia 32:26Toen geschiedde des HEEREN woord tot Jeremia, zeggende:
Jeremia 33:1Voorts geschiedde des HEEREN woord ten tweeden male tot Jeremia, als hij nog in het voorhof der bewaring was opgesloten, zeggende:
Jeremia 33:19En des HEEREN woord geschiedde tot Jeremia, zeggende:
Jeremia 33:23Voorts geschiedde des HEEREN woord tot Jeremia, zeggende:
Jeremia 34:1Het woord, dat tot Jeremia geschied is van den HEERE (als Nebukadrezar, koning van Babel, en zijn ganse heir, en alle koninkrijken der aarde, die [onder] de heerschappij zijner hand waren, en al de volken tegen Jeruzalem streden, en tegen al haar steden), zeggende:
Jeremia 34:6En de profeet Jeremia sprak al deze woorden tot Zedekia, den koning van Juda, te Jeruzalem.
Jeremia 34:8Het woord, dat tot Jeremia geschied is van den HEERE, nadat de koning Zedekia een verbond gemaakt had met het ganse volk, dat te Jeruzalem was, om vrijheid voor hen uit te roepen.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken