H3485 יִשָּׂשכָר
Issakarpoort, Issaschar, Issakarieten, Issakar

Bijbelteksten

Jozua 19:23Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Issaschar, naar hun huisgezinnen, de steden en haar dorpen.
Jozua 21:6En aan den kinderen van Gerson, van de huisgezinnen van den stam van Issaschar, en van den stam van Aser, en van den stam van Nafthali, en van den halven stam van Manasse, in Bazan, bij het lot, dertien steden.
Jozua 21:28En van den stam van Issaschar, Kisjon en haar voorsteden, en Dobrath en haar voorsteden;
Richteren 5:15Ook waren de vorsten in Issaschar met Debora; en [gelijk] Issaschar, alzo was Barak; op zijn voeten werd hij gezonden in het dal. In Rubens gedeelten waren de inbeeldingen des harten groot.
Richteren 10:1Na Abimelech nu stond op, om Israel te behouden, Thola, een zoon van Pua, zoon van Dodo, een man van Issaschar; en hij woonde te Samir, op het gebergte van Efraim.
1 Koningen 4:17Josafath, de zoon van Paruah, in Issaschar.
1 Koningen 15:27En Baesa, de zoon van Ahia, van het huis van Issaschar, maakte een verbintenis tegen hem, en Baesa sloeg hem te Gibbethon, hetwelk der Filistijnen is, als Nadab en gans Israel Gibbethon belegerden.
1 Kronieken 2:1Dezen zijn de kinderen van Israel: Ruben, Simeon, Levi en Juda, Issaschar en Zebulon,
1 Kronieken 6:62En de kinderen van Gerson, naar hun huisgezinnen, hadden van den stam van Issaschar, en van den stam van Aser, en van den stam van Nafthali, en van den stam van Manasse in Basan, dertien steden.
1 Kronieken 6:72En van den stam van Issaschar: Kedes en haar voorsteden, Dobrath en haar voorsteden,
1 Kronieken 7:1De kinderen van Issaschar waren Thola en Pua, Jasib en Simron; vier.
1 Kronieken 7:5En hun broeders, in alle huisgezinnen van Issaschar, kloeke helden, waren zeven en tachtig duizend, al dezelve in geslachtsregisters gesteld zijnde.
1 Kronieken 12:32En van de kinderen van Issaschar, die ervaren waren in het verstand van de tijden, om te weten wat Israel doen moest; hun hoofden waren tweehonderd, en alle hun broeders [pasten] op hun woord;
1 Kronieken 12:40En ook de naasten aan hen, tot aan Issaschar, en Zebulon, en Nafthali, brachten brood op ezelen, en op kemelen, en op muildieren, en op runderen, meelspijs, stukken vijgen, en stukken rozijnen, en wijn, en olie, en runderen, en klein vee in menigte; want er was blijdschap in Israel.
1 Kronieken 26:5Ammiel de zesde, Issaschar de zevende, Peullethai de achtste; want God had hem gezegend.
1 Kronieken 27:18Over Juda was Elihu, uit de broederen van David; over Issaschar was Omri, de zoon van Michael;
2 Kronieken 30:18Want een menigte des volks, velen van Efraim en Manasse, Issaschar en Zebulon, hadden zich niet gereinigd, maar aten het pascha, niet gelijk geschreven is. Doch Jehizkia bad voor hen, zeggende: De HEERE, die goed is, make verzoening voor [dien],
Ezechiel 48:25En aan de landpale van Simeon, van den oosterhoek tot de westerhoek toe, Issaschar een.
Ezechiel 48:26En aan de landpale van Issaschar, van den oosterhoek tot aan den westerhoek toe, Zebulon een.
Ezechiel 48:33De zuiderhoek ook vier duizend en vijfhonderd maten, en drie poorten: een poort van Simeon, een poort van Issaschar, een poort van Zebulon.

Mede mogelijk dankzij