H3513 כָּבַד
geëerd, heerlijk, eren, vereren, verzwaren, verheerlijken, zwaar
Psalm 32:4 | Want Uw hand was dag en nacht zwaar op mij; mijn sap werd veranderd in zomerdroogten. Sela. |
Psalm 38:5 | Want mijn ongerechtigheden gaan over mijn hoofd; als een zware last zijn zij mij te zwaar geworden. |
Psalm 50:15 | En roept Mij aan in den dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eren. |
Psalm 50:23 | Wie dankoffert, die zal Mij eren; en wie [zijn] weg [wel] aanstelt, dien zal Ik Gods heil doen zien. |
Psalm 86:9 | Al de heidenen, Heere! die Gij gemaakt hebt, zullen komen, en zullen zich voor Uw aanschijn nederbuigen, en Uw Naam eren. |
Psalm 86:12 | Heere, mijn God! ik zal U met mijn ganse hart loven, en ik zal Uw Naam eren in eeuwigheid; |
Psalm 87:3 | Zeer heerlijke dingen worden van u gesproken, o stad Gods! Sela. |
Psalm 91:15 | Hij zal Mij aanroepen, en Ik zal hem verhoren; in de benauwdheid zal Ik bij hem zijn; Ik zal er hem uittrekken, en zal hem verheerlijken. |
Psalm 149:8 | Om hun koningen te binden met ketenen, en hun achtbaren met ijzeren boeien; |
Spreuken 3:9 | Vereer den HEERE van uw goed, en van de eerstelingen al uwer inkomsten; |
Spreuken 4:8 | Verhef ze, en zij zal u verhogen; zij zal u vereren, als gij haar omhelzen zult. |
Spreuken 8:24 | Ik was geboren, als de afgronden nog niet waren, als nog geen fonteinen waren, zwaar van water; |
Spreuken 12:9 | Beter is, die zich gering acht, en een knecht heeft, dan die zichzelven eert, en des broods gebrek heeft. |
Spreuken 13:18 | Armoede en schande is desgenen, die de tucht verwerpt; maar die de bestraffing waarneemt; zal geeerd worden. |
Spreuken 14:31 | Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. |
Spreuken 27:18 | Die den vijgeboom bewaart, zal zijn vrucht eten; en die zijn heer waarneemt, zal geeerd worden. |
Jesaja 3:5 | En het volk zal gedrongen worden, de een zal zijn tegen den ander, en een iegelijk tegen zijn naaste; de jongeling zal stout zijn tegen den oude, de verachte tegen den eerlijke. |
Jesaja 6:10 | Maak het hart dezes volks vet, en maak hun oren zwaar, en sluit hun ogen, opdat het niet zie met zijn ogen, noch met zijn oren hore, noch met zijn hart versta, noch zich bekere, en Hij het geneze. |
Jesaja 8:23 | Maar [het land], dat beangstigd was, zal niet [gans] verduisterd worden; gelijk als Hij het in den eersten tijd verachtelijk gemaakt heeft, naar het land van Zebulon aan, en naar het land van Nafthali aan, alzo heeft Hij het in het laatste heerlijk gemaakt, naar den weg zeewaarts aan [gelegen] over de Jordaan, aan Galilea der heidenen. |
Jesaja 23:8 | Wie heeft dit beraadslaagd over Tyrus, die kronende [stad], welker kooplieden vorsten zijn, welker handelaars de heerlijkste in het land zijn? |