H3524 כַּבִּיר
sterk, zeer, onmachtig, onbeduidend, meerder, hevig, geweldige rijkdom, de geweldig(e) (, veel, gew
Job 8:2 | Hoe lang zult gij deze dingen spreken, en de redenen uws monds een geweldige wind zijn? |
Job 15:10 | Onder ons is ook een grijze, ja, een stokoude, meerder van dagen dan uw vader. |
Job 31:25 | Zo ik blijde ben geweest, omdat mijn vermogen groot was, en omdat mijn hand geweldig veel verkregen had; |
Job 34:17 | Zou hij ook, die het recht haat, [den gewonde] verbinden, en zoudt gij den zeer Rechtvaardige verdoemen? |
Job 34:24 | Hij vermorzelt de geweldigen, dat men het niet doorzoeken kan, en stelt anderen in hun plaats. |
Job 36:5 | Zie, God is geweldig, nochtans versmaadt Hij niet; geweldig is Hij in kracht des harten. |
Jesaja 16:14 | Maar nu spreekt de HEERE, zeggende: Binnen drie jaren (als de jaren eens huurlings), dan zal de eer van Moab verachtzaam gemaakt worden, met al die grote menigte; en het overblijfsel zal klein, weinig, onmachtig wezen. |
Jesaja 17:12 | Wee der veelheid der grote volken, die daar bruisen, gelijk de zeeen bruisen; en [wee] het geruis der natien, die daar ruisen, gelijk de geweldige wateren ruisen! |
Jesaja 28:2 | Ziet, de Heere heeft een sterke en machtige, er is gelijk een hagelvloed, een poort des verderfs; gelijk een vloed der sterke wateren; die overvloeien, zal Hij ze ter aarde nederwerpen met de hand. |