H3582 כָּחַד
verhelen, verdelgen, verbergen, vernietigen, uitroeien, onverholen, afsnijden

Bijbelteksten

Genesis 47:18Toen datzelve jaar voleind was, zo kwamen zij tot hem in het tweede jaar, en zeiden tot hem: Wij zullen het voor mijn heer niet verbergen, alzo het geld verdaan is, en de bezitting der beesten [gekomen] aan mijn heer, zo is er niets anders overgebleven voor het aangezichts mijns heren, dan ons lichaam en ons land.
Exodus 9:15Want nu heb Ik Mijn hand uitgestrekt, opdat Ik u en uw volk met de pestilentie zou slaan, en dat gij van de aarde zoudt verdelgd worden.
Exodus 23:23Want Mijn Engel zal voor uw aangezicht gaan, en Hij zal u inbrengen tot de Amorieten, en Hethieten, en Ferezieten, en Kanaanieten, Hevieten, en Jebusieten; en Ik zal hen verdelgen.
Jozua 7:19Toen zeide Jozua tot Achan: Mijn zoon! Geef toch den HEERE, den God van Israel, de eer, en doe voor Hem belijdenis; en geef mij toch te kennen, wat gij gedaan hebt, verberg het voor mij niet.
1 Samuel 3:17En hij zeide: Wat is het woord, dat Hij tot u gesproken heeft? Verberg het toch niet voor mij; God doe u zo, en zo doe Hij daartoe, indien gij een woord voor mij verbergt van al de woorden, die Hij tot u gesproken heeft!
1 Samuel 3:18Toen gaf hem Samuel te kennen al die woorden, en verborg [ze] voor hem niet. En hij zeide: Hij is de HEERE; Hij doe, wat goed is in Zijn ogen!
2 Samuel 14:18Toen antwoordde de koning, en zeide tot de vrouw: Verberg nu niet voor mij de zaak, die ik u vragen zal. En de vrouw zeide: Mijn heer de koning spreke toch.
2 Samuel 18:13Of ik al valselijk tegen mijn ziel handelde, zo zou toch geen ding voor den koning verborgen worden; ook gij zelf zoudt er u van tegenover stellen.
1 Koningen 13:34En hij werd in deze zaak het huis van Jerobeam tot zonde, om [hetzelve] te doen afsnijden en te verdelgen van den aardbodem.
2 Kronieken 32:21En de HEERE zond een engel, die alle strijdbare helden, en vorsten, en oversten in het leger des konings van Assyrie verdelgde. Zo is hij met schaamte des aangezichts in zijn land wedergekeerd; en als hij in het huis zijns gods ingegaan was, zo velden hem daar met het zwaard, die uit zijn lijf voortgekomen waren.
Job 4:7Gedenk toch, wie is de onschuldige, die vergaan zij; en waar zijn de oprechten verdelgd?
Job 6:10Dat zou nog mijn troost zijn, en zou mij verkwikken in den weedom, [zo] Hij niet spaarde; want ik heb de redenen des Heiligen niet verborgen gehouden.
Job 15:18Hetwelk de wijzen verkondigd hebben, en men voor hun vaderen niet verborgen heeft;
Job 15:28En heeft bewoond verdelgde steden, [en] huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot [steen]hopen te worden.
Job 20:12Indien het kwaad in zijn mond zoet is, hij dat verbergt, onder zijn tong,
Job 22:20Dewijl onze stand niet verdelgd is, maar het vuur hun overblijfsel verteerd heeft.
Job 27:11Ik zal ulieden leren van de hand Gods; wat bij den Almachtige is, zal ik niet verhelen.
Psalm 40:11Uw gerechtigheid bedek ik niet in het midden mijns harten; Uw waarheid en Uw heil spreek ik uit; Uw weldadigheid en Uw trouw verheel ik niet in de grote gemeente.
Psalm 69:6O God! Gij weet van mijn dwaasheid, en mijn schulden zijn voor U niet verborgen.
Psalm 78:4Wij zullen het niet verbergen voor hun kinderen, voor het navolgende geslacht, vertellende de loffelijkheden des HEEREN, en Zijn sterkheid, en Zijn wonderen, die Hij gedaan heeft.

Mede mogelijk dankzij