H3707 כַּעַס
krenken, ergeren zich -, tergen, vertoornen, toorn, ergernis verwekken, toornig w/z, ge‰rgerd, verdr

Bijbelteksten

2 Koningen 21:6Ja, hij deed zijn zoon door het vuur gaan, en pleegde guichelarij en gaf op vogelgeschrei acht; en hij stelde waarzeggers en duivelskunstenaren; hij deed zeer veel kwaads in de ogen des HEEREN, om [Hem] tot toorn te verwekken.
2 Koningen 21:15Daarom, dat zij gedaan hebben dat kwaad was in Mijn ogen, en Mij tot toorn verwekt hebben, van dien dag, dat hun vaderen van Egypte uitgegaan zijn, ook tot op dezen dag toe.
2 Koningen 22:17Daarom dat zij Mij verlaten, en anderen goden gerookt hebben, opdat zij Mij tot toorn verwekten met al het werk hunner handen, zo zal Mijn grimmigheid aangestoken worden, tegen deze plaats, en niet uitgeblust worden.
2 Koningen 23:19Daartoe nam Josia ook weg al de huizen der hoogten, die in de steden van Samaria waren, die de koningen van Israel gemaakt hadden, om [den HEERE] tot toorn te verwekken; en hij deed dezelve naar al de daden, die hij te Beth-el gedaan had.
2 Koningen 23:26Nochtans keerde zich de HEERE van den brand Zijns groten toorns niet af, waarmede Zijn toorn brandde tegen Juda, om al de tergingen, waarmede Manasse Hem getergd had.
2 Kronieken 16:10Doch Asa werd toornig tegen den ziener, en leidde hem in het gevangenhuis; want hij was hierover tegen hem ontsteld; daartoe onderdrukte Asa [enigen] uit het volk ter zelfder tijd.
2 Kronieken 28:25Ook maakte hij in elke stad van Juda hoogten, om anderen goden te roken; alzo verwekte hij den HEERE, zijner vaderen God, tot toorn.
2 Kronieken 33:6En hij deed zijn zonen door het vuur gaan, in het dal des zoons van Hinnom, en pleegde guichelarij, en gaf op vogelgeschrei acht, en toverde, en hij stelde waarzeggers en duivelskunstenaren; en hij deed [zeer] veel kwaads in de ogen des HEEREN, om Hem tot toorn te verwekken.
2 Kronieken 34:25Daarom dat zij Mij verlaten, en anderen goden gerookt hebben, opdat zij Mij tot toorn verwekten met alle werken hunner handen; zo zal Mijn grimmigheid uitgegoten worden tegen deze plaats, en niet uitgeblust worden.
Nehemia 4:1Maar het geschiedde, als Sanballat gehoord had, dat wij den muur bouwden, zo ontstak hij, en werd zeer toornig; en hij bespotte de Joden.
Nehemia 4:5En dek hun ongerechtigheid niet toe; en hun zonde worde niet uitgedelgd van voor Uw aangezicht, want zij hebben [U] getergd, [staande] tegenover de bouwlieden.
Psalm 78:58En zij verwekten Hem tot toorn door hun hoogten, en verwekten Hem tot ijver door hun gesneden beelden.
Psalm 106:29En zij hebben [den HEERE] tot toorn verwekt met hun daden, zodat de plaag een inbreuk onder hen deed.
Psalm 112:10[Resch.] De goddeloze zal het zien, en hij zal zich vertoornen; [Schin.] hij zal met zijn tanden knersen en smelten. [Thau.] de wens der goddelozen zal vergaan.
Prediker 7:9Zijt niet haastig in uw geest om te toornen; want de toorn rust in den boezem der dwazen.
Jesaja 65:3Een volk, Mij geduriglijk tergende in Mijn aangezicht, in hoven offerende, en rokende op tichelstenen;
Jeremia 7:18De kinderen lezen hout op, en de vaders steken het vuur aan, en de vrouwen kneden het deeg, om gebeelde koeken te maken voor de Melecheth des hemels, en anderen goden drankofferen te offeren, om Mij verdriet aan te doen.
Jeremia 7:19Doen zij Mij verdriet aan? spreekt de HEERE. [Doen zij het] zichzelven niet aan, tot beschaming huns aangezichts?
Jeremia 8:19Ziet, de stem van het geschrei der dochteren mijns volks is uit zeer verren lande: Is dan de HEERE niet te Sion, is haar koning niet bij haar? Waarom hebben zij Mij vertoornd met hun gesneden beelden, met ijdelheden der vreemden?
Jeremia 11:17Want de HEERE der heirscharen, Die u heeft geplant, heeft een kwaad over u uitgesproken; om der boosheid wil van het huis Israels en van het huis van Juda, die zij onder zich bedrijven, om Mij te vertoornen, rokende den Baal.

Mede mogelijk dankzij

TuinTuin