H3830 לְבוּשׁ
hulsel, kleed, gewaad, overdekt, kleding, bekleed
Psalm 69:12 | En ik heb een zak tot mijn kleed aangedaan; maar ik ben hun tot een spreekwoord geworden. |
Psalm 102:27 | Die zullen vergaan, maar Gij zult staande blijven; en zij alle zullen als een kleed verouden; Gij zult ze veranderen als een gewaad, en zij zullen veranderd zijn. |
Psalm 104:6 | Gij hadt ze met den afgrond als een kleed overdekt; de wateren stonden boven de bergen. |
Spreuken 27:26 | De lammeren zullen zijn tot uw kleding, en de bokken de prijs des velds. |
Spreuken 31:22 | [Mem.] Zij maakt voor zich tapijtsieraad; haar kleding is fijn linnen en purper. |
Spreuken 31:25 | [Ain.] Sterkte en heerlijkheid zijn haar kleding; en zij lacht over den nakomenden dag. |
Jesaja 14:19 | Maar gij zijt verworpen van uw graf, als een gruwelijke scheut, [als] een kleed der gedoden, die met het zwaard doorstoken zijn; [als] die nederdalen in een steenkuil, als een vertreden dood lichaam. |
Jesaja 63:1 | Wie is Deze, Die van Edom komt met besprenkelde klederen, van Bozra? Deze, Die versierd is in Zijn gewaad? Die voorttrekt in Zijn grote kracht? Ik ben het, Die in gerechtigheid spreek, Die machtig ben te verlossen. |
Jesaja 63:2 | Waarom zijt Gij rood aan Uw gewaad, en Uw klederen als van een, die in de wijnpers treedt? |
Jeremia 10:9 | Uitgerekt zilver wordt van Tarsis gebracht, en goud van Ufaz, [tot een] werk des werkmeesters en van de handen des goudsmids; hemelsblauw en purper is hun kleding, een werk der wijzen zijn zij al te zamen. |
Klaagliederen 4:14 | [Nun.] Zij zwierven [als] blinden op de straten, zij waren met bloed besmet, zodat men niet kon zien, [of] men raakte hun klederen aan. |
Ezechiel 9:11 | En ziet, de man, die met linnen bekleed was, aan wiens lenden de inktkoker was, bracht bescheid weder, zeggende: Ik heb gedaan, gelijk als Gij mij geboden hadt. |
Maleachi 2:16 | Want de HEERE, de God Israels, zegt, dat Hij het verlaten haat, alhoewel hij den wrevel bedekt met Zijn kleed, zegt de HEERE der heirscharen; daarom wacht u met uw geest, dat gij niet trouwelooslijk handelt. |