H3851 לַהַב
vlammig zijn, vlammend, lemmer, flikkeren, vuurvlam, vlam
Richteren 3:22 | Dat ook het hecht achter het lemmer inging, en het vet om het lemmer toesloot (want hij trok het zwaard niet uit zijn buik), en de drek uitging. |
Richteren 13:20 | En het geschiedde, als de vlam van het altaar opvoer naar den hemel, zo voer de Engel des HEEREN op in de vlam des altaars. Als Manoach en zijn huisvrouw [dat] zagen, zo vielen zij op hun aangezichten ter aarde. |
Job 39:26 | Tegen hem ratelt de pijlkoker, het vlammig ijzer des spies en der lans. |
Job 41:12 | Zijn adem zou kolen doen vlammen, en een vlam komt uit zijn mond voort. |
Jesaja 13:8 | En zij zullen verschrikt worden, smarten en weeen zullen hen aangrijpen, zij zullen bang zijn als een barende vrouw; een iegelijk zal over zijn naaste verbaasd zijn; hun aangezichten zullen vlammende aangezichten zijn. |
Jesaja 29:6 | Gij zult van den HEERE der heirscharen bezocht worden met donder, en met aardbeving, en groot geluid, [met] wervelwind, en onweder, en de vlam eens verterenden vuurs. |
Jesaja 30:30 | En de HEERE zal Zijn heerlijke stem doen horen, en de nederlating Zijns arms doen zien, met grimmigheid van toorn, en een vlam van verterend vuur, stralen, en een vloed, en hagelstenen. |
Jesaja 66:15 | Want ziet, de HEERE zal met vuur komen, en Zijn wagenen als een wervelwind; om met grimmigheid Zijn toorn hiertoe te wenden, en Zijn schelding met vuurvlammen. |
Joel 2:5 | Zij zullen daarhenen springen als een gedruis van wagenen, op de hoogten der bergen; als het gedruis ener vuurvlam, die stoppelen verteert; als een machtig volk, dat in slagorde gesteld is. |
Nahum 3:3 | De ruiter steekt omhoog, zo het vlammende zwaard, als de bliksemende spies, en er zal veelheid der verslagenen zijn, en een zware menigte der dode lichamen; ja, er zal geen einde zijn der lichamen, men zal over hun lichamen struikelen; |