H4022 מֶגֶד
uitmuntend, kostelijke gaven

Bijbelteksten

Deuteronomium 33:13En van Jozef zeide hij: Zijn land zij gezegend van den HEERE, van het uitnemendste des hemels, van den dauw, en van de diepte, die beneden is liggende;
Deuteronomium 33:14En van de uitnemendste inkomsten der zon, en van de uitnemendste voortzetting der maan;
Deuteronomium 33:15En van het voornaamste der oude bergen, en van het uitnemendste der eeuwige heuvelen;
Deuteronomium 33:16En van het uitnemendste der aarde en haar volheid, en [van] de goedgunstigheid Desgenen, Die in het braambos woonde, kome [de zegening] op het hoofd van Jozef, en op den schedel des afgezonderden van zijn broederen!
Hooglied 4:13Uw scheuten zijn een paradijs van granaatappelen, met edele vruchten, cyprus met nardus;
Hooglied 4:16Ontwaak, noordenwind! en kom, Gij zuidenwind! doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen [uitvloeien]. O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame, en ate zijn edele vruchten!
Hooglied 7:13De dudaim geven reuk, en aan onze deuren zijn allerlei edele vruchten, nieuwe en oude; o mijn Liefste! die heb ik voor U weggelegd.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs