H4100 מָה
waarom, wat

Bijbelteksten

1 Samuel 6:6Waarom toch zoudt gijlieden uw hart verzwaren, gelijk de Egyptenaars en Farao hun hart verzwaard hebben? Hebben zij niet, toen Hij [wonderlijk] met hen gehandeld had, hen laten trekken, dat zij heengingen?
1 Samuel 9:7Toen zeide Saul tot zijn jongen: Maar zie, zo wij gaan, wat zullen wij toch dien man brengen? Want het brood is weg uit onze vaten, en wij hebben geen gaven, om den man Gods te brengen; wat hebben wij?
1 Samuel 9:21Toen antwoordde Saul, en zeide: Ben ik niet een zoon van Jemini, van den kleinsten der stammen van Israël? en mijn geslacht [is het niet] het kleinste van al de geslachten van den stam van Benjamin? Waarom spreekt gij mij dan aan met zulke woorden?
1 Samuel 10:2Als gij heden van mij gaat, zo zult gij twee mannen vinden bij het graf van Rachel, aan de landpale van Benjamin, te Zelzah; die zullen tot u zeggen: De ezelinnen zijn gevonden, die gij zijt gaan zoeken, en zie, uw vader heeft de zaken der ezelinnen verlaten, en hij is bekommerd voor ulieden, zeggende: Wat zal ik om mijn zoon doen?
1 Samuel 10:11En het geschiedde, als een iegelijk, die hem van te voren gekend had, zag, dat hij, ziet, profeteerde met de profeten, zo zeide het volk, een ieder tot zijn metgezel: Wat is dit, dat den zoon van Kis geschied is? Is Saul ook onder de profeten?
1 Samuel 10:15Toen zeide Sauls oom: Geef mij toch te kennen, wat heeft Samuel ulieden gezegd?
1 Samuel 10:27Doch de kinderen Belials zeiden: Wat zou ons deze verlossen? en zij verachtten hem, en brachten hem geen geschenk. Doch hij was als doof.
1 Samuel 11:5En ziet, Saul kwam achter de runderen uit het veld, en Saul zeide: Wat is den volke, dat zij wenen? Toen vertelden zij hem de woorden der mannen van Jabes.
1 Samuel 13:11Toen zeide Samuel: Wat hebt gij gedaan? Saul nu zeide: Omdat ik zag, dat zich het volk van mij verstrooide, en gij op den bestemden tijd der dagen niet kwaamt, en de Filistijnen te Michmas vergaderd waren,
1 Samuel 14:38Toen zeide Saul: Komt herwaarts [uit] alle hoeken des volks, en verneemt, en ziet, waarin deze zonde heden geschied zij.
1 Samuel 14:43Saul dan zeide tot Jonathan: Geef mij te kennen, wat gij gedaan hebt. Toen gaf het Jonathan hem te kennen, en zeide: Ik heb maar een weinig honigs geproefd, met het uiterste des stafs, dien ik in mijn hand had; zie [hier] ben ik, moet ik sterven?
1 Samuel 15:14Toen zeide Samuel: Wat is dan dit voor een stem der schapen in mijn oren, en een stem der runderen, die ik hoor?
1 Samuel 15:19Waarom toch hebt gij naar de stem des HEEREN niet gehoord, maar zijt tot den roof gevlogen, en hebt gedaan dat kwaad was in de ogen des HEEREN?
1 Samuel 17:8Deze nu stond, en riep tot de slagorden van Israel, en zeide tot hen: Waarom zoudt gijlieden uittrekken, om de slagorde te stellen? Ben ik niet een Filistijn, en gijlieden knechten van Saul? Kiest een man onder u, die tot mij afkome.
1 Samuel 17:26Toen zeide David tot de mannen, die bij hem stonden, zeggende: Wat zal men dien man doen, die dezen Filistijn slaat, en den smaad van Israel wendt? Want wie is deze onbesneden Filistijn, dat hij de slagorden van den levenden God zou honen?
1 Samuel 17:28Als Eliab, zijn grootste broeder, hem tot die mannen hoorde spreken, zo ontstak de toorn van Eliab tegen David, en hij zeide: Waarom zijt gij nu afgekomen, en onder wien hebt gij de weinige schapen in de woestijn gelaten? Ik ken uw vermetelheid, en de boosheid uws harten wel; want gij zijt afgekomen, opdat gij den strijd zaagt.
1 Samuel 17:29Toen zeide David: Wat heb ik nu gedaan? Is er geen oorzaak?
1 Samuel 19:3Doch ik zal uitgaan, en aan de hand mijns vaders staan op het veld, waar gij zult zijn; en ik zal van u tot mijn vader spreken, en zal zien wat het zij; dat zal ik u verkondigen.
1 Samuel 19:5Want hij heeft zijn ziel in zijn hand gezet, en hij heeft den Filistijn geslagen, en de HEERE heeft een groot heil aan het ganse Israel gedaan; gij hebt het gezien, en gij zijt verblijd geweest; waarom zoudt gij dan tegen onschuldig bloed zondigen, David zonder oorzaak dodende?
1 Samuel 19:17Toen zeide Saul tot Michal: Waarom hebt gij mij alzo bedrogen en hebt mijn vijand laten gaan, dat hij ontkomen is? Michal nu zeide tot Saul: Hij zeide tot mij: Laat mij gaan, waarom zou ik u doden?

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen