H4148 מוּסָר
correction, check, instruction, chasten,

Bijbelteksten

Spreuken 12:1Wie de tucht liefheeft, die heeft de wetenschap lief; maar wie de bestraffing haat, is onvernuftig.
Spreuken 13:1Een wijs zoon [hoort] de tucht des vaders; maar een spotter hoort de bestraffing niet.
Spreuken 13:18Armoede en schande is desgenen, die de tucht verwerpt; maar die de bestraffing waarneemt; zal geeerd worden.
Spreuken 13:24Die zijn roede inhoudt, haat zijn zoon; maar die hem liefheeft, zoekt hem vroeg [met] tuchtiging.
Spreuken 15:5Een dwaas zal de tucht zijns vaders versmaden; maar die de bestraffing waarneemt, zal kloekzinniglijk handelen.
Spreuken 15:10De tucht is onaangenaam voor dengene die het pad verlaat; [en] die de bestraffing haat, zal sterven.
Spreuken 15:32Die de tucht verwerpt, die versmaadt zijn ziel; maar die de bestraffing hoort, krijgt verstand.
Spreuken 15:33De vreze des HEEREN is de tucht der wijsheid; en de nederigheid [gaat] voor de eer.
Spreuken 16:22Het verstand dergenen, die het bezitten, is een springader des levens; maar de tucht der dwazen is dwaasheid.
Spreuken 19:20Hoor raad, en ontvang tucht, opdat gij in uw laatste wijs zijt.
Spreuken 19:27Laat af, mijn zoon, horende de tucht, af te dwalen van de redenen der wetenschap.
Spreuken 22:15De dwaasheid is in het hart des jongen gebonden; de roede der tucht zal ze verre van hem wegdoen.
Spreuken 23:12Begeef uw hart tot de tucht, en uw oren tot de redenen der wetenschap.
Spreuken 23:13Weer de tucht van den jongen niet; als gij hem met de roede zult slaan, zal hij niet sterven.
Spreuken 23:23Koop de waarheid, en verkoop ze niet, [mitsgaders] wijsheid, en tucht, en verstand.
Spreuken 24:32Als ik dat aanschouwde, nam ik het ter harte; ik zag het, [en] nam onderwijzing aan;
Jesaja 26:16HEERE! in benauwdheid hebben zij U bezocht; zij hebben [hun] stil gebed uitgestort, als Uw tuchtiging over hen was.
Jesaja 53:5Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden.
Jeremia 2:30Tevergeefs heb Ik uw kinderen geslagen; zij hebben de tucht niet aangenomen; ulieder zwaard heeft uw profeten verteerd, als een verdorven leeuw.
Jeremia 5:3O HEERE! [zien] Uw ogen niet naar waarheid? Gij hebt hen geslagen, maar zij hebben geen pijn gevoeld; Gij hebt hen verteerd, [maar] zij hebben geweigerd de tucht aan te nemen; zij hebben hun aangezichten harder gemaakt dan een steenrots, zij hebben geweigerd zich te bekeren.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken