H4628 מַעֲרָב
het westen, West

Bijbelteksten

1 Kronieken 7:28En hun bezitting en hun woning was Beth-el, en haar onderhorige plaatsen; en tegen het oosten Naaran, en tegen het westen Gezer en haar onderhorige plaatsen; en Sichem en haar onderhorige plaatsen, tot Gaza toe, en haar onderhorige plaatsen.
1 Kronieken 12:15Deze zelfden zijn het, die over de Jordaan gingen in de eerste maand, toen dezelve vol was aan al haar oevers; en zij verdreven al [de inwoners] der laagten, tegen het oosten en tegen het westen.
1 Kronieken 26:16Suppim en Hosa tegen het westen, met de poort Schallechet, bij den opgaanden hogen weg, wacht tegenover wacht.
1 Kronieken 26:18Aan Parbar tegen het westen waren er vier bij den hogen weg, twee bij Parbar.
1 Kronieken 26:30Van de Hebronieten was Hasabja, en zijn broeders, kloeke mannen, duizend en zevenhonderd, over de ambten van Israel op deze zijde van de Jordaan tegen het westen, over al het werk des HEEREN, en tot den dienst des konings.
2 Kronieken 32:30Doch Jehizkia stopte ook den opperuitgang der wateren van Gihon, en leidde ze recht af beneden naar het westen der stad Davids; want Jehizkia had voorspoed in al zijn werk.
2 Kronieken 33:14En na dezen bouwde hij den buitenmuur aan de stad Davids, aan de westzijde van Gihon in het dal, en tot den ingang van de Vispoort, en omsingelde Ofel, en verhief dien zeer; hij legde ook krijgsoversten in alle vaste steden in Juda.
Psalm 75:7Want het verhogen [komt] niet uit het oosten, noch uit het westen, noch uit de woestijn;
Psalm 103:12Zo ver het oosten is van het westen, zo ver doet Hij onze overtredingen van ons.
Psalm 107:3En die Hij uit de landen verzameld heeft, van het oosten en van het westen, van het noorden en van de zee.
Jesaja 43:5Vrees niet, want Ik ben met u; Ik zal uw zaad van den opgang brengen, en Ik zal u verzamelen van den ondergang.
Jesaja 45:6Opdat men wete, van den opgang der zon en van den ondergang, dat er buiten Mij niets is, Ik ben de HEERE, en niemand meer.
Jesaja 59:19Dan zullen zij den Naam des HEEREN vrezen van den nedergang, en Zijn heerlijkheid van den opgang der zon; als de vijand zal komen gelijk een stroom, zal de Geest des HEEREN de banier tegen hen oprichten.
Daniel 8:5Toen ik [dit] overlegde, ziet, er kwam een geitenbok van het westen over den gansen aardbodem, en roerde de aarde niet aan; en die bok had een aanzienlijken hoorn tussen zijn ogen.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken