H4768 מַרְבִּית
greatest part, increase, multitude, greatest

Bijbelteksten

Leviticus 25:37Uw geld zult gij hem niet op woeker geven, en gij zult uw spijze niet op overwinst geven.
1 Samuel 2:33Doch de man, dien Ik u niet zal uitroeien van Mijn altaar, zou zijn om uw ogen te verteren, en om uw ziel te bedroeven; en al de menigte uws huizes zal sterven, mannen geworden zijnde.
1 Kronieken 12:29En van de kinderen van Benjamin, de broederen van Saul, drie duizend; want tot nog toe waren er velen van hen, die het met het huis van Saul hielden;
2 Kronieken 9:6En ik heb hun woorden niet geloofd, totdat ik gekomen ben, en mijn ogen [dat] gezien hebben; en zie, de helft van de grootheid uwer wijsheid is mij niet aangezegd; gij hebt overtroffen het gerucht, dat ik gehoord heb.
2 Kronieken 30:18Want een menigte des volks, velen van Efraim en Manasse, Issaschar en Zebulon, hadden zich niet gereinigd, maar aten het pascha, niet gelijk geschreven is. Doch Jehizkia bad voor hen, zeggende: De HEERE, die goed is, make verzoening voor [dien],

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken