1 Kronieken 6:19 | De kinderen van Merari waren Maheli en Musi. En dit zijn de huisgezinnen der Levieten, naar hun vaderen. |
1 Kronieken 6:29 | De kinderen van Merari waren Maheli; zijn zoon Libni; zijn zoon Simei; zijn zoon Uzza; |
1 Kronieken 6:44 | Hunne broeders nu, de kinderen van Merari, [stonden] aan de linker [zijde], [namelijk] Ethan, de zoon van Kisi, den zoon van Abdi, den zoon van Malluch, |
1 Kronieken 6:47 | Den zoon van Maheli, den zoon van Musi, den zoon van Merari, den zoon van Levi. |
1 Kronieken 6:63 | De kinderen van Merari, naar hun huisgezinnen, hadden van den stam van Ruben, en van den stam van Gad, en van den stam van Zebulon, bij het lot, twaalf steden. |
1 Kronieken 6:77 | De overige kinderen van Merari hadden van den stam van Zebulon: Rimmono en haar voorsteden, Thabor en haar voorsteden; |
1 Kronieken 9:14 | Van de Levieten nu waren Semaja, de zoon van Hasub, den zoon van Azrikam, den zoon van Hasabja, van de kinderen van Merari; |
1 Kronieken 15:6 | Van de kinderen van Merari was Asaja overste, en van zijn broederen waren tweehonderd en twintig. |
1 Kronieken 15:17 | Zo stelden dan de Levieten Heman, den zoon van Joel, en uit zijn broederen Asaf, den zoon van Berechja; en uit de zonen van Merari, hun broederen, Ethan, den zoon van Kusaja; |
1 Kronieken 23:6 | En David verdeelde hen in verdelingen, naar de kinderen van Levi, Gerson, Kehath en Merari. |
1 Kronieken 23:21 | De kinderen van Merari waren Maheli en Musi; de kinderen van Maheli waren Eleazar en Kis. |
1 Kronieken 24:26 | De kinderen van Merari waren Maheli en Musi. De kinderen van Jaazia waren Beno. |
1 Kronieken 24:27 | De kinderen van Merari van Jaazia waren Beno, en Soham, en Zakkur, en Hibri. |
1 Kronieken 26:10 | En Hosa, uit de kinderen van Merari, had zonen; Simri was het hoofd; (alhoewel hij de eerstgeborene niet was, nochtans stelde hem zijn vader tot een hoofd). |
1 Kronieken 26:19 | Dit zijn de verdelingen der poortiers van de kinderen der Korahieten, en der kinderen van Merari. |
2 Kronieken 29:12 | Toen maakten zich de Levieten op, Mahath, de zoon van Amasai, en Joel, de zoon van Azarja, van de kinderen der Kahathieten; en van de kinderen van Merari, Kis, de zoon van Abdi, en Azarja, de zoon van Jehaleel; en van de Gersonieten, Joah, de zoon van Zimma, en Eden, de zoon van Joah; |
2 Kronieken 34:12 | En die mannen handelden trouwelijk in dit werk; en de bestelden over dezelve waren Jahath en Obadja, Levieten van de kinderen van Merari, mitsgaders Zacharia en Mesullam, van de kinderen der Kohathieten, om het werk voort te drijven; en die Levieten waren allen verstandig op instrumenten van muziek. |
Ezra 8:19 | En Hasabja, en met hem Jesaja, van de kinderen van Merari, [met] zijn broederen, en hun zonen, twintig; |