Leviticus 19:35 | Gij zult geen onrecht doen in het gericht, met de el, met het gewicht, of met de maat. |
1 Kronieken 23:29 | Te weten tot het brood der toerichting, en tot de meelbloem ten spijsoffer, en tot ongezuurde vladen, en tot de pannen, en tot het gerooste, en tot alle mate en afmeting; |
Ezechiel 4:11 | Gij zult ook water naar [zekere] maat drinken, het zesde deel van een hin; van tijd tot tijd zult gij het drinken. |
Ezechiel 4:16 | Daarna zeide Hij tot mij: Gij mensenkind, zie, Ik breek den staf des broods in Jeruzalem, en zij zullen het brood met gewicht en met kommer eten, en het water met [zekere] maat en met verbaasdheid drinken; |