H4906 מַשְׂכִּית
imagery, wish, conceit, image, picture
Leviticus 26:1 | Gij zult ulieden geen afgoden maken; noch gesneden beeld, noch opgericht beeld zult gij u stellen, noch gebeelden steen in uw land zetten, om u daarvoor te buigen; want Ik ben de HEERE, uw God! |
Numeri 33:52 | Zo zult gij alle inwoners des lands voor uw aangezicht uit de bezitting verdrijven, en al hun beeltenissen verderven; ook zult gij al hun gegotene beelden verderven, en al hun hoogten verdelgen. |
Psalm 73:7 | Hun ogen puilen uit van vet; zij gaan de inbeeldingen des harten te boven. |
Spreuken 18:11 | Des rijken goed is de stad zijner sterkte, en als een verheven muur in zijn inbeelding. |
Spreuken 25:11 | Een rede, op zijn pas gesproken, is [als] gouden appelen in zilveren gebeelde schalen. |
Ezechiel 8:12 | Toen zeide Hij tot mij: Hebt gij gezien, mensenkind, wat de oudsten van het huis Israels doen in de duisternis, een ieder in zijn gebeelde binnenkameren? want zij zeggen: De HEERE ziet ons niet, de HEERE heeft het land verlaten. |