H4908 מִשְׁכָּן
verblijfplaats, tabernakel

Bijbelteksten

1 Kronieken 17:5Want Ik heb in geen huis gewoond van dien dag af, dat Ik Israel heb opgevoerd tot dezen dag toe; maar Ik ben gegaan van tent tot tent, en van tabernakel [tot tabernakel].
1 Kronieken 21:29Want de tabernakel des HEEREN, dien Mozes in de woestijn gemaakt had, en het altaar des brandoffers, was te dier tijd op de hoogte te Gibeon.
1 Kronieken 23:26En ook aangaande de Levieten, dat zij den tabernakel, noch enig van deszelfs gereedschap, tot deszelfs dienst [behorende], niet [meer] zouden dragen.
2 Kronieken 1:5Ook was het koperen altaar, dat Bezaleel, de zoon van Uri, den zoon van Hur, gemaakt had, aldaar voor den tabernakel des HEEREN; Salomo nu en de gemeente bezochten hetzelve.
2 Kronieken 29:6Want onze vaders hebben overtreden, en gedaan dat kwaad was in de ogen des HEEREN, onzes Gods, en hebben Hem verlaten, en zij hebben hun aangezichten van den tabernakel des HEEREN omgewend, en hebben den nek toegekeerd.
Job 18:21Gewisselijk, zodanige zijn de woningen des verkeerden, en dit is de plaats [desgenen die] God niet kent.
Job 21:28Want gij zult zeggen: Waar is het huis van den prins, en waar is de tent van de woningen der goddelozen?
Job 39:9Dien Ik de wildernis tot zijn huis besteld heb, en het ziltige tot zijn woningen.
Psalm 26:8HEERE! ik heb lief de woning van Uw huis, en de plaats des tabernakels Uwer eer.
Psalm 43:3Zend Uw licht en Uw waarheid, dat die mij leiden; dat zij mij brengen tot den berg Uwer heiligheid, en tot Uw woningen;
Psalm 46:5De beekjes der rivier zullen verblijden de stad Gods, het heiligdom der woningen des Allerhoogsten.
Psalm 49:12Hun binnenste gedachte is, dat hun huizen zullen zijn in eeuwigheid, hun woningen van geslacht tot geslacht; zij noemen de landen naar hun namen.
Psalm 74:7Zij hebben Uw heiligdommen in het vuur gezet; ter aarde toe hebben zij de woning Uws Naams ontheiligd.
Psalm 78:28En deed het vallen in het midden zijns legers, rondom zijn woningen.
Psalm 78:60Dies verliet Hij den tabernakel te Silo, de tent, [die] Hij tot een woning gesteld had onder de mensen.
Psalm 84:2Hoe liefelijk zijn Uw woningen, o HEERE der heirscharen!
Psalm 87:2De HEERE bemint de poorten van Sion boven alle woningen van Jakob.
Psalm 132:5Totdat ik voor den HEERE een plaats gevonden zal hebben, woningen voor den Machtige Jakobs!
Psalm 132:7Wij zullen in Zijn woningen ingaan, wij zullen ons nederbuigen voor de voetbank Zijner voeten.
Hooglied 1:8Indien gij het niet weet, o gij schoonste onder de vrouwen! zo ga uit op de voetstappen der schapen, en weid uw geiten bij de woningen der herderen.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken