H5045 נֶגֶב
Negeb, Negev, zuiderland, zuiden

Bijbelteksten

2 Kronieken 4:10De zee nu zette hij aan de rechterzijde, naar het oosten, tegenover het zuiden.
2 Kronieken 28:18Daartoe waren de Filistijnen in de steden der laagte en het zuiden van Juda ingevallen, en hadden ingenomen Beth-semes, en Ajalon, en Gederoth, en Socho en haar onderhorige plaatsen, en Timna en haar onderhorige plaatsen, en Gimzo en haar onderhorige plaatsen; en zij woonden aldaar.
Psalm 126:4O HEERE! wend onze gevangenis, gelijk waterstromen in het zuiden.
Jesaja 21:1De last der woestijn aan de zee. Gelijk de wervelwinden in het zuiden henen doorgaan, zal hij uit de woestijn komen, uit een vreselijk land.
Jesaja 30:6De last der beesten, van het zuiden, naar het land des angstes, en der benauwdheid, van waar de sterke leeuw en de oude leeuw is, de basilisk en de vurige vliegende draak; hun goederen zullen zij voeren op den rug der veulens, en hun schatten op de bulten der kemelen, tot het volk, [dat hun] geen nut doen zal.
Jeremia 13:19De steden van het zuiden zijn toegesloten, en er is niemand, die ze opent; het ganse Juda is weggevoerd, het is geheel en al weggevoerd.
Jeremia 17:26En zij zullen komen uit de steden van Juda, en uit de plaatsen rondom Jeruzalem, en uit het land van Benjamin, en uit de laagte, en van het gebergte, en van het zuiden, aanbrengende brandoffer, en slachtoffer, en spijsoffer, en wierook, en aanbrengende lofoffer, ten huize des HEEREN.
Jeremia 32:44Velden zal men voor geld kopen, en de brieven onderschrijven, en verzegelen, en getuigen doen betuigen, in het land van Benjamin, en in de plaatsen rondom Jeruzalem, en in de steden van Juda, en in de steden van het gebergte, en in de steden der laagte, en in de steden van het zuiden; want Ik zal hun gevangenis wenden, spreekt de HEERE.
Jeremia 33:13In de steden van het gebergte, in de steden der laagte, en in de steden van het zuiden, en in het land van Benjamin, en in de plaatsen rondom Jeruzalem, en in de steden van Juda, zullen de kudden wederom onder de handen des tellers doorgaan, zegt de HEERE.
Ezechiel 20:46Mensenkind, zet uw aangezicht naar den weg van het zuiden, en drup tegen het zuiden; en profeteer tegen het woud van het veld [in het] zuiden.
Ezechiel 20:47En zeg tot het zuiderwoud: Hoor des HEEREN woord: Alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal een vuur in u aansteken, hetwelk in u allen groenen boom en allen dorren boom verteren zal; de vlammende vlam zal niet uitgeblust worden, maar daardoor zullen verbrand worden alle aangezichten van het zuiden tot het noorden toe.
Ezechiel 21:4Omdat Ik [dan] van u uitroeien zal den rechtvaardige en den goddeloze, daarom zal Mijn zwaard uit zijn schede uitgaan tegen alle vlees, van het zuiden [tot] het noorden.
Ezechiel 40:2In de gezichten Gods bracht Hij mij in het land Israels, en Hij zette mij op een zeer hogen berg; en aan denzelven was als een gebouw ener stad tegen het zuiden.
Ezechiel 46:9Maar als het volk des lands voor het aangezicht des HEEREN komt, op de gezette hoogtijden, die [door] den weg van de noorderpoort ingaat om te aanbidden, zal [door] den weg van de zuiderpoort [weder] uitgaan; en die [door] den weg van de zuiderpoort ingaat, zal [door] den weg van de noorderpoort [weder] uitgaan; hij zal niet wederkeren [door] den weg der poort, door dewelke hij is ingegaan, maar recht voor zich henen uitgaan.
Ezechiel 47:1Daarna bracht hij mij weder tot de deur van het huis, en ziet, er vloten wateren uit, van onder den dorpel des huizes naar het oosten; want het voorste deel van het huis was [in] het oosten, en de wateren daalden af van onderen, uit de rechterzijde des huizes, van het zuiden des altaars.
Ezechiel 47:19En den zuiderhoek zuidwaarts van Thamar af, tot aan het twistwater van Kades, [voorts] naar de beek henen, tot aan de grote zee; en [dat] zal de zuiderhoek zuidwaarts zijn.
Ezechiel 48:10En daarin zal het heilig hefoffer zijn voor de priesteren, noordwaarts [de lengte] van vijf en twintig duizend, en westwaarts de breedte van tien duizend, en oostwaarts, de breedte van tien duizend, en zuidwaarts de lengte van vijf en twintig duizend; en het heiligdom des HEEREN zal in het midden deszelven zijn.
Ezechiel 48:16En dit zullen haar maten zijn: de noorderhoek, vier duizend en vijfhonderd [meetrieten]; en de zuiderhoek vier duizend en vijfhonderd en van den oosterhoek vier duizend en vijfhonderd; en de westerhoek vier duizend en vijfhonderd.
Ezechiel 48:17De voorsteden nu der stad zullen zijn, noordwaarts tweehonderd en vijftig, en zuidwaarts tweehonderd en vijftig, en oostwaarts tweehonderd en vijftig, en westwaarts tweehonderd en vijftig.
Ezechiel 48:28Aan de landpale nu van Gad, aan den zuiderhoek zuidwaarts, daar zal de landpale zijn van Thamar af, [naar] het twistwater van Kades, [voorts] naar de beek henen, tot aan de grote zee.

Mede mogelijk dankzij

TuinTuin