H5186 נָטָה
turn, turn, incline, stretch out, stretch forth

Bijbelteksten

1 Kronieken 21:10Ga heen, en spreek tot David, zeggende: Aldus zegt de HEERE: Drie dingen leg Ik u voor; kies u een uit die, dat Ik u doe.
1 Kronieken 21:16Als David zijn ogen ophief, zo zag hij den engel des HEEREN, staande tussen de aarde en tussen den hemel, met zijn uitgetrokken zwaard in zijn hand, uitgestrekt over Jeruzalem; toen viel David, en de oudsten, bedekt met zakken, op hun aangezichten.
2 Kronieken 1:4(Maar de ark Gods had David van Kirjath-jearim opgebracht, ter plaatse, die David voor haar bereid had; want hij had voor haar een tent te Jeruzalem gespannen.)
2 Kronieken 6:32Zelfs ook aangaande den vreemde, die van Uw volk Israel niet zijn zal, maar uit verren lande, om Uws groten Naams, en Uwer sterke hand, en Uws uitgestrekten arms wil, komen zal; als zij komen, en bidden zullen in dit huis;
Ezra 7:28En heeft tot mij weldadigheid geneigd, voor het aangezicht des konings en zijner raadsheren, en aller geweldige vorsten des konings! Zo heb ik mij gesterkt, naar de hand des HEEREN, mijns Gods, over mij, en de hoofden uit Israel vergaderd, om met mij op te trekken.
Ezra 9:9Want wij zijn knechten; doch in onze dienstbaarheid heeft ons onze God niet verlaten; maar Hij heeft weldadigheid tot ons geneigd voor het aangezicht der koningen van Perzie, dat Hij ons [een weinig] levens gave, om het huis onzes Gods te verhogen, en de woestigheden van hetzelve op te richten, en om ons een tuin te geven in Juda en te Jeruzalem.
Job 9:8Die alleen de hemelen uitbreidt, en treedt op de hoogten der zee;
Job 15:25Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan.
Job 15:29Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde.
Job 23:11Aan Zijn gang heeft mijn voet vastgehouden; Zijn weg heb ik bewaard, en ben niet afgeweken.
Job 24:4Zij doen de nooddruftigen wijken van den weg; te zamen versteken zich de ellendigen des lands.
Job 26:7Hij breidt het noorden uit over het woeste; Hij hangt de aarde aan een niet.
Job 31:7Zo mijn gang uit den weg geweken is, en mijn hart mijn ogen nagevolgd is, en aan mijn handen iets aankleeft;
Job 36:18Omdat er grimmigheid is, [wacht u], dat Hij u misschien niet met een klop wegstote; zodat u een groot rantsoen er niet zou afbrengen.
Job 38:5Wie heeft haar maten gezet, want gij weet het; of wie heeft over haar een richtsnoer getrokken?
Psalm 17:6Ik roep U aan, omdat Gij mij verhoort; o God! neig Uw oor tot mij; hoor mijn rede.
Psalm 17:11In onzen gang hebben zij ons nu omsingeld, zij zetten hun ogen [op ons] ter aarde nederbukkende.
Psalm 18:10En Hij boog den hemel, en daalde neder, en donkerheid was onder Zijn voeten.
Psalm 21:12Want zij hebben kwaad tegen U aangelegd; zij hebben een schandelijke daad bedacht, [doch] zullen niets vermogen.
Psalm 27:9Verberg Uw aangezicht niet voor mij, keer Uw knecht niet af in toorn; Gij zijt mijn Hulp geweest, begeef mij niet, en verlaat mij niet, o God mijns heils!

Mede mogelijk dankzij

Hadderech