H5203 נָטַשׁ
spread, leave, drawn, fall, spread abroad, forsake
Psalm 94:14 | Want de HEERE zal Zijn volk niet begeven, en Hij zal Zijn erve niet verlaten. |
Spreuken 1:8 | Mijn zoon! hoor de tucht uws vaders, en verlaat de leer uwer moeder niet; |
Spreuken 6:20 | Mijn zoon, bewaar het gebod uws vaders, en verlaat de wet uwer moeder niet. |
Spreuken 17:14 | Het begin des krakeels is [gelijk] een, die het water opening geeft; daarom verlaat den twist, eer hij zich vermengt. |
Jesaja 2:6 | Maar Gij hebt Uw volk, het huis van Jakob, verlaten, want zij zijn vervuld [met goddeloosheid], meer dan het oosten, en zij zijn guichelaars gelijk de Filistijnen, en aan de kinderen der vreemden tonen zij hun behagen. |
Jesaja 16:8 | Want de velden van Hesbon zijn verflauwd, [ook] de wijnstok van Sibma, de heren der heidenen hebben zijn uitgelezen planten verpletterd; zij reiken tot Jaezer toe, zij dwalen [door] de woestijn; hun scheuten zijn uitgespreid, zij zijn gegaan over zee. |
Jesaja 21:15 | Want zij vluchten voor de zwaarden, voor het uitgetrokken zwaard, en voor den gespannen boog, en voor de zwarigheid des krijgs. |
Jesaja 32:14 | Want het paleis zal verlaten zijn, het gewoel der stad zal ophouden; Ofel en de wachttorens zullen tot spelonken zijn, tot in der eeuwigheid, een vreugde der woudezelen, een weide der kudden. |
Jesaja 33:23 | Uw touwen zijn slap geworden, zij zullen hun mastboom niet kunnen recht stijf houden, zij zullen het zeil niet uitspannen; dan zal de roof van een overvloedigen buit uitgedeeld worden, [zelfs] zullen de lammen den roof roven. |
Jeremia 7:29 | Scheer uw hoofdhaar af, [o Jeruzalem]! en werp het weg, en verhef een weeklacht op de hoge plaatsen; want de HEERE heeft het geslacht Zijner verbolgenheid verworpen en verlaten. |
Jeremia 12:7 | Ik heb Mijn huis verlaten, Ik heb Mijn erfenis laten varen; Ik heb de beminde Mijner ziel in de hand harer vijanden gegeven. |
Jeremia 15:6 | Gij hebt Mij verlaten, spreekt de HEERE; gij zijt achterwaarts gegaan; daarom zal Ik Mijn hand tegen u uitstrekken en u verderven; Ik ben des berouwens moede geworden. |
Jeremia 23:33 | Wanneer dan dit volk, of een profeet, of priester u vragen zal, zeggende: Wat is des HEEREN last? Zo zult gij tot hen zeggen: Wat last? Dat Ik ulieden verlaten zal, spreekt de HEERE. |
Jeremia 23:39 | Daarom, ziet, Ik zal u ook ganselijk vergeten, en u, mitsgaders de stad, die Ik u en uw vaderen gegeven heb, van Mijn aangezicht laten varen. |
Ezechiel 29:5 | En Ik zal u verlaten in de woestijn, u en al den vis uwer rivieren; op het open veld zult gij vallen; gij zult niet verzameld noch vergaderd worden; aan het gedierte der aarde en aan het gevogelte des hemels heb Ik u ter spijze gegeven. |
Ezechiel 31:12 | En vreemden, de tirannigste der heidenen, roeiden hem uit en verlieten hem; zijn takken vielen op de bergen en in alle valleien, en zijn scheuten werden verbroken bij alle stromen des lands; en alle volken der aarde gingen af uit zijn schaduw, en verlieten hem. |
Ezechiel 32:4 | Dan zal Ik u laten op het land, Ik zal u henenwerpen op het open veld; en Ik zal al het gevogelte des hemels op u doen wonen, en het gedierte der ganse aarde van u verzadigen. |
Hosea 12:15 | Efraim [daarentegen] heeft [Hem] zeer bitterlijk vertoornd; daarom zal Hij zijn bloed op hem laten, en zijn Heere zal hem zijn smaad vergelden. |
Amos 5:2 | De jonkvrouw Israels is gevallen, zij zal niet weder opstaan; zij is verlaten op haar land, er is niemand, die haar opricht. |