Psalm 140:11 | Vurige kolen moeten op hen geschud worden; Hij doe hen vallen in het vuur, in diepe kuilen, dat zij niet weder opstaan. |
Psalm 141:10 | Dat de goddelozen elk in zijn garen vallen, te zamen, totdat ik zal zijn voorbijgegaan. |
Psalm 145:14 | [Samech.] De HEERE ondersteunt allen, die vallen, en Hij richt op alle gebogenen. |
Spreuken 1:14 | Gij zult uw lot midden onder ons werpen; wij zullen allen een buidel hebben. |
Spreuken 7:26 | Want zij heeft veel gewonden nedergeveld, en al haar gedoden zijn machtig vele. |
Spreuken 11:5 | De gerechtigheid des oprechten maakt zijn weg recht; maar de goddeloze valt door zijn goddeloosheid. |
Spreuken 11:14 | Als er geen wijze raadslagen zijn, vervalt het volk; maar de behoudenis is in de veelheid der raadslieden. |
Spreuken 11:28 | Wie op zijn rijkdom vertrouwt, die zal vallen; maar de rechtvaardigen zullen groenen als loof. |
Spreuken 13:17 | Een goddeloze bode zal in het kwaad vallen; maar een trouw gezant is medicijn. |
Spreuken 17:20 | Wie verdraaid is van hart, zal het goede niet vinden; en die verkeerd is met zijn tong, zal in het kwaad vallen. |
Spreuken 19:15 | Luiheid doet in diepen slaap vallen; en een bedriegelijke ziel zal hongeren. |
Spreuken 22:14 | De mond der vreemde vrouwen is een diepe gracht; op welken de HEERE vergramd is, zal daarin vallen. |
Spreuken 24:16 | Want de rechtvaardige zal zevenmaal vallen, en opstaan; maar de goddelozen zullen in het kwaad nederstruikelen. |
Spreuken 24:17 | Verblijd u niet als uw vijand valt; en als hij nederstruikelt, laat uw hart zich niet verheugen; |
Spreuken 26:27 | Die een kuil graaft, zal er in vallen, en die een steen wentelt, op hem zal hij wederkeren. |
Spreuken 28:10 | Die de oprechten doet dwalen op een kwaden weg, zal zelf in zijn gracht vallen; maar de vromen zullen het goede beerven. |
Spreuken 28:14 | Welgelukzalig is de mens, die geduriglijk vreest; maar die zijn hart verhardt, zal in het kwaad vallen. |
Spreuken 28:18 | Die oprecht wandelt, zal behouden worden; maar die zich verkeerdelijk gedraagt in twee wegen, zal in den enen vallen. |
Prediker 4:10 | Want indien zij vallen, de een richt zijn metgezel op; maar wee den ene, die gevallen is, want er is geen tweede om hem op te helpen. |
Prediker 9:12 | Dat ook de mens zijn tijd niet weet, gelijk de vissen, die gevangen worden met het boze net; en gelijk de vogelen, die gevangen worden met den strik; gelijk die, [alzo] worden de kinderen der mensen verstrikt, ter bozer tijd, wanneer derzelve haastelijk over hen valt. |