H5321 נַפְתָּלִי
Naphtali

Bijbelteksten

2 Kronieken 16:4En Benhadad hoorde naar den koning Asa, en zond de oversten der heiren, die hij had, tegen de steden van Israel, en zij sloegen Ijon, en Dan, en Abel-maim, en alle schatsteden van Nafthali.
2 Kronieken 34:6Daartoe in de steden van Manasse, en Efraim, en Simeon, ja, tot Nafthali toe, in haar woeste plaatsen rondom,
Psalm 68:28Daar is Benjamin de kleine, die over hen heerste, de vorsten van Juda, [met] hun vergadering, de vorsten van Zebulon, de vorsten van Nafthali.
Jesaja 8:23Maar [het land], dat beangstigd was, zal niet [gans] verduisterd worden; gelijk als Hij het in den eersten tijd verachtelijk gemaakt heeft, naar het land van Zebulon aan, en naar het land van Nafthali aan, alzo heeft Hij het in het laatste heerlijk gemaakt, naar den weg zeewaarts aan [gelegen] over de Jordaan, aan Galilea der heidenen.
Ezechiel 48:3En aan de landpale van Aser, van den oosterhoek af tot den westerhoek toe, Nafthali een.
Ezechiel 48:4En aan de landpale van Nafthali, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Manasse een.
Ezechiel 48:34De westerhoek, vier duizend en vijfhonderd; derzelver poorten drie: een poort van Gad, een poort van Aser, een poort van Nafthali.

Mede mogelijk dankzij

Hadderech