H5375 נָשָׂא
(bare, carry, bare, take, etc...) up, lift, bear

Bijbelteksten

2 Samuel 2:22Toen voer Abner wijders voort, zeggende tot Asahel: Wijkt af van achter mij; waarom zal ik u ter aarde slaan? Hoe zou ik dan mijn aangezicht opheffen voor uw broeder Joab?
2 Samuel 2:32En zij namen Asahel op, en begroeven hem in zijns vaders graf, dat te Bethlehem was. Joab nu en zijn mannen gingen den gansen nacht, dat hun het licht aanbrak te Hebron.
2 Samuel 3:32Als zij nu Abner te Hebron begroeven, zo hief de koning zijn stem op, en weende bij Abners graf; ook weende al het volk.
2 Samuel 4:4En Jonathan, Sauls zoon, had een zoon, die geslagen was aan beide voeten; vijf jaren was hij oud als het gerucht van Saul en Jonathan uit Jizreel kwam; en zijn voedster hem opnam, en vluchtte; en het geschiedde, als zij haastte, om te vluchten, dat hij viel en kreupel werd; en zijn naam was Mefiboseth.
2 Samuel 5:12En David merkte, dat de HEERE hem tot een koning over Israël bevestigd had, en dat Hij zijn koninkrijk verheven had, om Zijns volks Israëls wil.
2 Samuel 5:21En zij lieten hun afgoden aldaar; en David en zijn mannen namen ze op.
2 Samuel 6:3En zij voerden de ark Gods op een nieuwen wagen, en haalden ze uit het huis van Abinadab, dat op een heuvel is; en Uza en Ahio, zonen van Abinadab, leidden den nieuwen wagen.
2 Samuel 6:4Toen zij hem nu uit het huis van Abinadab, dat op den heuvel is, met de ark Gods, wegvoerden, zo ging Ahio voor de ark henen.
2 Samuel 6:13En het geschiedde, als zij, die de ark des HEEREN droegen, zes treden voortgetreden waren, dat hij ossen en gemest [vee] offerde.
2 Samuel 8:2Ook sloeg hij de Moabieten, en mat hen met een snoer, doende hen ter aarde nederliggen; en hij mat [met] twee snoeren om te doden, en [met] een vol snoer om in het leven te laten. Alzo werden de Moabieten David tot knechten, brengende geschenken.
2 Samuel 8:6En David legde bezettingen in Syrië van Damaskus, en de Syriërs werden David tot knechten, brengende geschenken; en de HEERE behoedde David overal, waar hij heentoog.
2 Samuel 13:34Absalom nu vluchtte; en de jongen, die de wacht hield, hief zijn ogen op, en zag toe, en ziet, er kwam veel volks van den weg achter hem, aan de zijde van het gebergte.
2 Samuel 13:36En het geschiedde, als hij geëindigd had te spreken, ziet, zo kwamen de zonen des konings, en hieven hun stemmen op en weenden; en de koning ook en al zijn knechten weenden met een zeer groot geween.
2 Samuel 14:14Want wij zullen den dood sterven, en wezen als water, dat, ter aarde uitgestort zijnde, niet verzameld wordt. God dan zal de ziel niet wegnemen, maar Hij zal gedachten denken, dat Hij den verstotene niet van Zich verstote.
2 Samuel 15:24En ziet, Zadok was ook daar, en al de Levieten met hem, dragende de ark des verbonds van God, en zij zetten de ark Gods neder; en Abjathar klom op, totdat al het volk uit de stad geeindigd had over te gaan.
2 Samuel 17:13En indien hij zich in een stad zal begeven, zo zal gans Israel koorden tot dezelve stad aandragen, en wij zullen ze tot in de beek nedertrekken, totdat ook niet een steentje aldaar gevonden worde.
2 Samuel 18:15En tien jongens, wapendragers van Joab, omringden [hem], en zij sloegen Absalom, en doodden hem.
2 Samuel 18:24David nu zat tussen de twee poorten; en de wachter ging op het dak der poort aan den muur, en hief zijn ogen op, en zag, en ziet, er liep een man alleen.
2 Samuel 18:28Ahimaaz dan riep en zeide tot den koning: Vrede! En hij boog zich voor den koning met het aangezicht ter aarde, en hij zeide: Geloofd zij de HEERE, uw God, Die de mannen, dewelke hun hand tegen mijn heer den koning ophieven, heeft overgegeven.
2 Samuel 19:42Toen antwoordden alle mannen van Juda tegen de mannen van Israel: Omdat de koning ons na verwant is; en waarom zijt gij nu toornig over deze zaak? Hebben wij dan enigszins gegeten van des konings [kost], of heeft hij ons een geschenk geschonken?

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen