Richteren 5:6 | In de dagen van Samgar, den zoon van Anath, in de dagen van Jael, hielden de wegen op, en die op paden wandelden, gingen kromme wegen. |
Job 18:10 | Zijn touw is in de aarde verborgen, en zijn val op het pad. |
Job 19:8 | Hij heeft mijn weg toegemuurd, dat ik niet doorgaan kan, en over mijn paden heeft Hij duisternis gesteld. |
Job 24:13 | Zij zijn onder de wederstrevers des lichts; zij kennen Zijn wegen niet, en zij blijven niet op Zijn paden. |
Job 28:7 | De roofvogel heeft het pad niet gekend, en het oog der kraai heeft het niet gezien. |
Job 30:13 | Zij breken mijn pad af, zij bevorderen mijn ellende; zij hebben geen helper [van doen]. |
Job 38:20 | Dat gij dat brengen zoudt tot zijn pale, en dat gij merken zoudt de paden zijns huizes? |
Job 41:23 | Achter zich verlicht hij het pad; men zou den afgrond voor grijzigheid houden. |
Psalm 78:50 | Hij woog een pad voor Zijn toorn; Hij onttrok hun ziel niet van den dood; en hun gedierte gaf Hij aan de pestilentie over. |
Psalm 119:35 | Doe mij treden op het pad Uwer geboden, want daarin heb ik lust. |
Psalm 119:105 | Nun. Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht voor mijn pad. |
Psalm 142:4 | Als mijn geest in mij overstelpt was, zo hebt Gij mijn pad gekend. Zij hebben mij een strik verborgen op den weg, dien ik gaan zou. |
Spreuken 1:15 | Mijn zoon! wandel niet met hen op den weg; weer uw voet van hun pad. |
Spreuken 3:17 | Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid, en al haar paden vrede. |
Spreuken 7:25 | Laat uw hart tot haar wegen niet wijken, dwaalt niet op haar paden. |
Spreuken 8:2 | Op de spits der hoge plaatsen, aan den weg, ter plaatse, waar paden zijn, staat Zij; |
Spreuken 8:20 | Ik doe wandelen op den weg der gerechtigheid, in het midden van de paden des rechts; |
Spreuken 12:28 | In het pad der gerechtigheid is het leven; en [in] den weg [van haar] voetpad is de dood niet. |
Jesaja 42:16 | En Ik zal de blinden leiden door den weg, [dien] zij niet geweten hebben, Ik zal ze doen treden door de paden, [die] zij niet geweten hebben; Ik zal de duisternis voor hun aangezicht ten licht maken, en het kromme tot recht; deze dingen zal Ik hun doen, en Ik zal hen niet verlaten. |
Jesaja 43:16 | Alzo zegt de HEERE, Die in de zee een weg, en in de sterke wateren een pad maakte; |