H5483 סוּס
Paard

Bijbelteksten

Job 39:21Als het tijd is, verheft zij zich in de hoogte; zij belacht het paard en zijn rijder.
Job 39:22Zult gij het paard sterkte geven? Kunt gij zijn hals met donder bekleden?
Psalm 20:8Dezen [vermelden] van wagens, en die van paarden; maar wij zullen vermelden van den Naam des HEEREN, onzes Gods.
Psalm 32:9Weest niet gelijk een paard, gelijk een muilezel, hetwelk geen verstand heeft, welks muil men breidelt met toom en gebit, opdat het tot u niet genake.
Psalm 33:17Het paard feilt ter overwinning, en bevrijdt niet door zijn grote sterkte.
Psalm 76:7Van Uw schelden, o God van Jakob! is samen wagen en paard in slaap gezonken.
Psalm 147:10Hij heeft geen lust aan de sterkte des paards; Hij heeft geen welgevallen aan de benen des mans.
Spreuken 21:31Het paard wordt bereid tegen den dag des strijds; maar de overwinning is des HEEREN.
Spreuken 26:3Een zweep is voor het paard, een toom voor den ezel, en een roede voor den rug der zotten.
Prediker 10:7Ik heb knechten te paard gezien, en vorsten, gaande als knechten op de aarde.
Jesaja 2:7En hun land is vervuld met zilver en goud, en hunner schatten is geen einde; hun land is ook vervuld met paarden, en hunner wagenen is geen einde.
Jesaja 5:28Welker pijlen scherp zullen zijn, en al hun bogen gespannen; hunner paarden hoeven zullen als een rots geacht zijn, en hun raderen als een wervelwind.
Jesaja 30:16En gij zegt: Neen, maar op paarden zullen wij vlieden; daarom zult gij vlieden! En: Op snelle [paarden] zullen wij rijden; daarom zullen uw vervolgers [ook] snel zijn!
Jesaja 31:1Wee dengenen, die in Egypte om hulp aftrekken, en steunen op paarden, en vertrouwen op wagenen, omdat er vele zijn, en op ruiters, omdat die zeer machtig zijn; en zien niet op den Heilige Israels, en zoeken den HEERE niet.
Jesaja 31:3Want de Egyptenaren zijn mensen, en geen God, en hun paarden zijn vlees, en geen geest; en de HEERE zal Zijn hand uitstrekken, dat de helper struikelen zal, en die geholpen wordt, zal nedervallen, en zij zullen al te zamen te niet komen.
Jesaja 36:8Nu dan, wed toch met mijn heer, den koning van Assyrie; en ik zal u twee duizend paarden geven, zo gij voor u de ruiters daarop zult kunnen geven.
Jesaja 38:14Gelijk een kraan [of] zwaluw, alzo piepte ik; ik kirde als een duif; mijn ogen verhieven zich omhoog; o HEERE! ik word onderdrukt, wees Gij mijn Borg.
Jesaja 43:17Die wagenen en paarden, heir en macht voortbracht; te zamen zijn zij nedergelegen, zij zullen niet weder opstaan, zij zijn uitgeblust, gelijk een vlaswiek zijn zij uitgegaan.
Jesaja 63:13Die hen leidde door de afgronden; als een paard in de woestijn, struikelden zij niet.
Jesaja 66:20En zij zullen al uw broeders uit alle heidenen den HEERE [ten] spijsoffer brengen, op paarden, en op wagenen, en op rosbaren, en op muildieren, en op snelle lopers, naar Mijn heiligen berg toe, [naar] Jeruzalem, zegt de HEERE, gelijk als de kinderen Israels het spijsoffer in een rein vat brengen ten huize des HEEREN.

Mede mogelijk dankzij

TuinTuin