H5641 סָתַר
verbergen, verheimelijken

Bijbelteksten

Job 13:20Alleenlijk doe twee dingen niet met mij; dan zal ik mij van Uw aangezicht niet verbergen.
Job 13:24Waarom verbergt Gij Uw aangezicht, en houdt mij voor Uw vijand?
Job 14:13Och, of Gij mij in het graf verstaakt, mij verborgt, totdat Uw toorn zich afkeerde; dat Gij mij een bepaling steldet, en mijner gedachtig waart!
Job 28:21Want zij is verholen voor de ogen aller levenden, en voor het gevogelte des hemels is zij verborgen.
Job 34:22Er is geen duisternis, en er is geen schaduw des doods, dat aldaar de werkers der ongerechtigheid zich verbergen mochten.
Job 34:29Als Hij stilt, wie zal dan beroeren? Als Hij het aangezicht verbergt, wie zal Hem dan aanschouwen, zowel voor een volk, als voor een mens alleen?
Psalm 10:11Hij zegt in zijn hart: God heeft het vergeten, Hij heeft Zijn aangezicht verborgen, Hij ziet niet in eeuwigheid.
Psalm 13:2Hoe lang, HEERE, zult Gij mij steeds vergeten? Hoe lang zult Gij Uw aangezicht voor mij verbergen?
Psalm 17:8Bewaar mij als het zwart des oogappels, verberg mij onder de schaduw Uwer vleugelen,
Psalm 19:7Haar uitgang is van het einde des hemels, en haar omloop tot aan de einden deszelven; en niets is verborgen voor haar hitte.
Psalm 19:13Wie zou de afdwalingen verstaan? Reinig mij van de verborgene [afdwalingen].
Psalm 22:25Want Hij heeft niet veracht, noch verfoeid de verdrukking des verdrukten, noch Zijn aangezicht voor hem verborgen; maar Hij heeft gehoord, als die tot Hem riep.
Psalm 27:5Want Hij versteekt mij in Zijn hut, ten dage des kwaads; Hij verbergt mij in het verborgene Zijner tent; Hij verhoogt mij op een rotssteen.
Psalm 27:9Verberg Uw aangezicht niet voor mij, keer Uw knecht niet af in toorn; Gij zijt mijn Hulp geweest, begeef mij niet, en verlaat mij niet, o God mijns heils!
Psalm 30:8[Want,] HEERE! Gij hadt mijn berg door Uw goedgunstigheid vastgezet; [maar toen] Gij Uw aangezicht verborgt, werd ik verschrikt.
Psalm 31:21Gij verbergt hen in het verborgene Uws aangezichts voor de hoogmoedigheden des mans; Gij versteekt hen in een hut voor den twist der tongen.
Psalm 38:10HEERE! voor U is al mijn begeerte; en mijn zuchten is voor U niet verborgen.
Psalm 44:25Waarom zoudt Gij Uw aangezicht verbergen, onze ellende en onze onderdrukking vergeten?
Psalm 51:11Verberg Uw aangezicht van mijn zonden, en delg uit al mijn ongerechtigheden.
Psalm 54:2Als de Zifieten gekomen waren, en tot Saul gezegd hadden: Verbergt zich David niet bij ons?

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken