Deuteronomium 24:10 | Wanneer gij aan uw naaste iets zult geleend hebben, zo zult gij tot zijn huis niet ingaan, om zijn pand te pand te nemen; |
Deuteronomium 24:11 | Buiten zult gij staan, en de man, dien gij geleend hebt, zal het pand naar buiten tot u uitbrengen. |
Deuteronomium 24:12 | Doch indien hij een arm man is, zo zult gij met zijn pand niet nederliggen. |
Deuteronomium 24:13 | Gij zult hem dat pand zekerlijk wedergeven, als de zon ondergaat, dat hij in zijn kleed nederligge, en u zegene; en het zal u gerechtigheid zijn voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods. |