H5750 עוֹד
since, again, more, yet, else, good while, longer, still
1 Samuel 23:4 | Toen vraagde David den HEERE nog verder; en de HEERE antwoordde hem en zeide: Maak u op, trek af naar Kehila; want Ik geef de Filistijnen in uw hand. |
1 Samuel 23:22 | Gaat toch heen, en bereidt [de zaak] nog meer, dat gij weet en beziet zijn plaats, waar zijn gang is, wie hem daar gezien heeft; want hij heeft tot mij gezegd, dat hij zeer listiglijk pleegt te handelen. |
1 Samuel 26:21 | Toen zeide Saul: Ik heb gezondigd; keer weder, mijn zoon David, want ik zal u geen kwaad meer doen, voor dat mijn ziel dezen dag dierbaar in uw ogen geweest is; zie, ik heb dwaselijk gedaan, en ik heb zeer grotelijks gedwaald. |
1 Samuel 27:1 | David nu zeide in zijn hart: Nu zal ik een der dagen door Sauls hand omkomen; mij is niet beter, dan dat ik haastelijk ontkome in het land der Filistijnen, opdat Saul van mij de hoop verlieze, om mij meer te zoeken in de ganse landpale van Israël; zo zal ik ontkomen uit zijn hand. |
1 Samuel 27:4 | Toen aan Saul geboodschapt werd, dat David gevlucht was naar Gath, zo voer hij niet meer voort hem te zoeken. |
1 Samuel 28:15 | En Samuel zeide tot Saul: Waarom hebt gij mij onrustig gemaakt, mij doende opkomen? Toen zeide Saul: Ik ben zeer beangstigd, want de Filistijnen krijgen tegen mij, en God is van mij geweken, en antwoordt mij niet meer, noch door den dienst der profeten, noch door dromen; daarom heb ik u geroepen, dat gij mij te kennen geeft, wat ik doen zal. |
2 Samuel 1:9 | Toen zeide hij tot mij: Sta toch bij mij, en dood mij; want deze malienkolder heeft mij opgehouden; want mijn leven is nog gans in mij. |
2 Samuel 2:22 | Toen voer Abner wijders voort, zeggende tot Asahel: Wijkt af van achter mij; waarom zal ik u ter aarde slaan? Hoe zou ik dan mijn aangezicht opheffen voor uw broeder Joab? |
2 Samuel 2:28 | Toen blies Joab met de bazuin; en al het volk stond stil, en zij jaagden Israël niet meer achterna, en voeren niet wijders voort te strijden. |
2 Samuel 3:11 | En hij kon Abner verder niet een woord antwoorden, omdat hij hem vreesde. |
2 Samuel 3:35 | Daarna kwam al het volk, om David brood te doen eten, als het nog dag was; maar David zwoer, zeggende: God doe mij zo, en doe er zo toe, indien ik voor het ondergaan der zon brood of iets smake! |
2 Samuel 5:13 | En David nam meer bijwijven, en vrouwen van Jeruzalem, nadat hij van Hebron gekomen was; en David werden meer zonen en dochteren geboren. |
2 Samuel 5:22 | Daarna togen de Filistijnen weder op; en zij verspreidden zich in het dal Refaim. |
2 Samuel 6:1 | Daarna verzamelde David wederom alle uitgelezenen in Israel, dertig duizend. |
2 Samuel 6:22 | Ook zal ik mij nog geringer houden dan alzo, en zal nederig zijn in mijn ogen, en met de dienstmaagden, waarvan gij gezegd hebt, met dezelve zal ik verheerlijkt worden. |
2 Samuel 7:10 | En Ik heb voor Mijn volk, voor Israel, een plaats besteld, en hem geplant, dat hij aan zijn plaats wone, en niet meer heen en weder gedreven worde; en de kinderen der verkeerdheid zullen hem niet meer verdrukken, gelijk als in het eerst. |
2 Samuel 7:19 | Daartoe is dit in Uw ogen nog klein geweest, Heere HEERE, maar Gij hebt ook over het huis Uws knechts gesproken tot van verre heen; en dit [naar] de wet der mensen, Heere HEERE! |
2 Samuel 7:20 | En wat zal David nog meer tot U spreken? Want Gij kent Uw knecht, Heere HEERE! |
2 Samuel 9:1 | En David zeide: Is er nog iemand die overgebleven is van het huis van Saul, dat ik weldadigheid aan hem doe, om Jonathans wil? |
2 Samuel 9:3 | En de koning zeide: Is er nog iemand van het huis van Saul, dat ik Gods weldadigheid bij hem doe? Toen zeide Ziba tot den koning: Er is nog een zoon van Jonathan, die geslagen is aan beide voeten. |