1 Samuel 23:26 | En Saul ging aan deze zijde des bergs, en David en zijn mannen aan gene zijde des bergs. Het geschiedde nu, dat zich David haastte, om te ontgaan van het aangezicht van Saul; en Saul en zijn mannen omsingelden David en zijn mannen, om die te grijpen. |
Psalm 5:13 | Want Gij, HEERE, zult den rechtvaardige zegenen; Gij zult hem met goedgunstigheid kronen, als met een rondas. |
Psalm 8:6 | En hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen, en hebt hem met eer en heerlijkheid gekroond? |
Psalm 65:12 | Gij kroont het jaar Uwer goedheid; en Uw voetstappen druipen van vettigheid. |
Psalm 103:4 | Die uw leven verlost van het verderf, die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheden; |
Hooglied 3:11 | Gaat uit, en aanschouwt, gij, dochteren van Sion! den koning Salomo, met de kroon, waarmede Hem Zijn moeder kroonde op den dag Zijner bruiloft, en op den dag der vreugde Zijns harten. |
Jesaja 23:8 | Wie heeft dit beraadslaagd over Tyrus, die kronende [stad], welker kooplieden vorsten zijn, welker handelaars de heerlijkste in het land zijn? |