H5862 עֵיטָם
Etam (plaats), Etam (persoon)

Bijbelteksten

Richteren 15:8En hij sloeg hen, den schenkel en de heup, [met] een groten slag; en hij ging af, en woonde op de hoogte van de rots Etam.
Richteren 15:11Toen kwamen drie duizend mannen af uit Juda tot het hol der rots Etam, en zeiden tot Simson: Wist gij niet, dat de Filistijnen over ons heersen? Waarom hebt gij ons dan dit gedaan? En hij zeide tot hen: Gelijk als zij mij gedaan hebben, alzo heb ik hunlieden gedaan.
1 Kronieken 4:3En dezen zijn van den vader Etam: Jizreel, en Isma, en Idbas; en de naam hunner zuster was Hazelelponi.
1 Kronieken 4:32En hun dorpen waren Etam en Ain, Rimmon en Tochen, en Asan; vijf steden.
2 Kronieken 11:6Hij bouwde nu Bethlehem, en Etham, en Thekoa,

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken