H5999 עָמָל
labour, sorrow, misery, mischief, travail, , trouble
Psalm 90:10 | Aangaande de dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren, of, zo wij zeer sterk zijn, tachtig jaren; en het uitnemendste van die is moeite en verdriet; want het wordt snellijk afgesneden, en wij vliegen daarheen. |
Psalm 94:20 | Zou zich de stoel der schadelijkheden met U vergezelschappen, die moeite verdicht bij inzetting? |
Psalm 105:44 | En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken; |
Psalm 107:12 | Waarom Hij hun het hart door zwarigheid vernederd heeft; zij zijn gestruikeld, en er was geen helper. |
Psalm 140:10 | Aangaande het hoofd dergenen, die mij omringen, de overlast hunner lippen overdekke hen. |
Spreuken 24:2 | Want hun hart bedenkt verwoesting, en hun lippen spreken moeite. |
Spreuken 31:7 | Dat hij drinke, en zijn armoede vergete, en zijner moeite niet meer gedenke. |
Prediker 1:3 | Wat voordeel heeft de mens van al zijn arbeid, dien hij arbeidt onder de zon? |
Prediker 2:10 | En al wat mijn ogen begeerden, dat onttrok ik hun niet; ik wederhield mijn hart niet van enige blijdschap, maar mijn hart was verblijd vanwege al mijn arbeid; en dit was mijn deel van al mijn arbeid. |
Prediker 2:11 | Toen wendde ik mij tot al mijn werken, die mijn handen gemaakt hadden, en tot den arbeid, dien ik werkende gearbeid had; ziet, het was al ijdelheid en kwelling des geestes, en daarin was geen voordeel onder de zon. |
Prediker 2:18 | Ik haatte ook al mijn arbeid, dien ik bearbeid had onder de zon, dat ik dien zou achterlaten aan een mens, die na mij wezen zal. |
Prediker 2:19 | Want wie weet, of hij wijs zal zijn, of dwaas? Evenwel zal hij heersen over al mijn arbeid, dien ik bearbeid heb en dien ik wijselijk beleid heb onder de zon. Dat is ook ijdelheid. |
Prediker 2:20 | Daarom keerde ik mij om, om mijn hart te doen wanhopen over al den arbeid, dien ik bearbeid heb onder de zon. |
Prediker 2:21 | Want er is een mens, wiens arbeid in wijsheid, en in wetenschap, en in geschikkelijkheid is; nochtans zal hij die overgeven tot zijn deel, aan een mens, die daaraan niet gearbeid heeft. Dit is ook ijdelheid en een groot kwaad. |
Prediker 2:22 | Wat heeft toch die mens van al zijn arbeid, en van de kwellingen zijns harten, dien hij is bearbeidende onder de zon? |
Prediker 2:24 | Is het [dan] niet goed voor den mens, dat hij ete en drinke, en dat hij zijn ziel het goede doe genieten in zijn arbeid? Ik heb ook gezien, dat zulks van de hand Gods is. |
Prediker 3:13 | Ja ook, dat ieder mens ete en drinke, en het goede geniete van al zijn arbeid, [Dit] is een gave Gods. |
Prediker 4:4 | Verder zag ik al den arbeid en alle geschikkelijkheid des werks, dat het den mens nijd van zijn naaste [aanbrengt]. Dat is ook ijdelheid en kwelling des geestes. |
Prediker 4:6 | Een hand vol [met] rust is beter, dan beide de vuisten vol [met] arbeid en kwelling des geestes. |
Prediker 4:8 | Daar is er een, en geen tweede; hij heeft ook geen kind, noch broeder; nochtans is van al zijn arbeid geen einde; ook wordt zijn oog niet verzadigd van den rijkdom, en [zegt niet]: Voor wien arbeide ik toch, en doe mijn ziel gebrek hebben van het goede? Dit is ook ijdelheid, en het is een moeilijke bezigheid. |