Spreuken 6:6 | Ga tot de mier, gij luiaard! zie haar wegen, en word wijs; |
Spreuken 6:9 | Hoe lang zult gij, luiaard, nederliggen? Wanneer zult gij van uw slaap opstaan? |
Spreuken 10:26 | Gelijk edik den tanden, en gelijk rook den ogen is zo is de luie dengenen die hem uitzenden. |
Spreuken 13:4 | De ziel des luiaards is begerig, doch er is niets; maar de ziel der vlijtigen zal vet gemaakt worden. |
Spreuken 15:19 | De weg des luiaards is als een doornheg; maar het pad der oprechten is welgebaand. |
Spreuken 19:24 | Een luiaard verbergt de hand in den boezem, en hij zal ze niet weder aan zijn mond brengen. |
Spreuken 20:4 | Om den winter zal de luiaard niet ploegen; daarom zal hij bedelen in den oogst, maar er zal niet zijn. |
Spreuken 21:25 | De begeerte des luiaards zal hem doden, want zijn handen weigeren te werken. |
Spreuken 22:13 | De luiaard zegt: Er is een leeuw buiten; ik mocht op het midden der straten gedood worden! |
Spreuken 24:30 | Ik ging voorbij den akker eens luiaards, en voorbij den wijngaard van een verstandeloos mens; |
Spreuken 26:13 | De luiaard zegt: Er is een felle leeuw op den weg, een leeuw is op de straten. |
Spreuken 26:14 | Een deur keert om op haar herre, alzo de luiaard op zijn bed. |
Spreuken 26:15 | De luiaard verbergt zijn hand in den boezem, hij is te moede, om die weder tot zijn mond te brengen. |
Spreuken 26:16 | De luiaard is wijzer in zijn ogen, dan zeven, die [met] rede antwoorden. |