Genesis 11:30 | En Sarai was onvruchtbaar; zij had geen kind. |
Genesis 25:21 | En Izak bad den HEERE zeer in de tegenwoordigheid van zijn huisvrouw; want zij was onvruchtbaar; en de HEERE liet zich van hem verbidden, zodat Rebekka, zijn huisvrouw, zwanger werd. |
Genesis 29:31 | Toen nu de HEERE zag, dat Lea gehaat was, opende Hij haar baarmoeder; maar Rachel was onvruchtbaar. |
Exodus 23:26 | Er zal geen misdrachtige, noch onvruchtbare in uw land zijn; Ik zal het getal uwer dagen vervullen. |
Deuteronomium 7:14 | Gezegend zult gij zijn boven alle volken; er zal onder u noch man noch vrouw onvruchtbaar zijn, ook [niet] onder uw beesten; |
Richteren 13:2 | En er was een man van Zora, uit het geslacht van een Daniet, wiens naam was Manoach; en zijn huisvrouw was onvruchtbaar en baarde niet. |
Richteren 13:3 | En een Engel des HEEREN verscheen aan deze vrouw, en Hij zeide tot haar: Zie nu, gij zijt onvruchtbaar, en hebt niet gebaard; maar gij zult zwanger worden, en een zoon baren. |
1 Samuel 2:5 | Die verzadigd waren, hebben zich verhuurd om brood, en die hongerig waren, zijn het niet meer; totdat de onvruchtbare zeven heeft gebaard, en die vele kinderen had, krachteloos is geworden. |
Job 24:21 | De onvruchtbare, [die] niet baart, teert hij af, en aan de weduwe doet hij niets goeds. |
Psalm 113:9 | Die de onvruchtbare doet wonen met een huisgezin, een blijde moeder van kinderen. Hallelujah! |
Jesaja 54:1 | Zing vrolijk, gij onvruchtbare, [die] niet gebaard hebt! maak geschal met vrolijk gezang, en juich, [die] geen barensnood gehad hebt! want de kinderen der eenzame zijn meer, dan de kinderen der getrouwde, zegt de HEERE. |