Genesis 17:11 | En gij zult het vlees uwer voorhuid besnijden; en [dat] zal tot een teken zijn van het verbond tussen Mij en tussen u. |
Genesis 17:14 | En wat mannelijk is, de voorhuid hebbende, wiens voorhuids vlees niet zal besneden worden, dezelve ziel zal uit haar volken uitgeroeid worden; hij heeft Mijn verbond gebroken. |
Genesis 17:23 | Toen nam Abraham zijn zoon Ismael, en al de ingeborenen van zijn huis, en alle gekochten met zijn geld, al wat mannelijk was onder de lieden van het huis van Abraham, en hij besneed het vlees hunner voorhuid, even ten zelfden dage, gelijk als God met hem gesproken had. |
Genesis 17:24 | En Abraham was oud negen en negentig jaren, als hem het vlees zijner voorhuid besneden werd. |
Genesis 17:25 | En Ismael, zijn zoon, was dertien jaren oud, als hem het vlees zijner voorhuid besneden werd. |
Genesis 34:14 | En zij zeiden tot hen: Wij zullen deze zaak niet kunnen doen, dat wij onze zuster aan een man geven zouden, die de voorhuid heeft; want dat ware ons een schande. |
Exodus 4:25 | Toen nam Zippora een stenen [mes] en besneed de voorhuid haars zoons, en wierp die voor zijn voeten, en zeide: Voorwaar, gij zijt mij een bloedbruidegom! |
Leviticus 12:3 | En op den achtsten dag zal het vlees zijner voorhuid besneden worden. |
Leviticus 19:23 | Als gij ook in dat land gekomen zult zijn, en alle geboomte ter spijze geplant zult hebben, zo zult gij de voorhuid daarvan, deszelfs vrucht, besnijden; drie jaren zal het u onbesneden zijn, daarvan zal niet gegeten worden. |
Deuteronomium 10:16 | Besnijdt dan de voorhuid uws harten, en verhardt uw nek niet meer. |
Jozua 5:3 | Toen maakte zich Jozua stenen messen, en besneed de kinderen Israels op den heuvel der voorhuiden. |
1 Samuel 18:25 | Toen zeide Saul: Aldus zult gijlieden tot David zeggen: De koning heeft geen lust aan den bruidschat, maar aan honderd voorhuiden der Filistijnen, opdat men zich wreke aan des konings vijanden. Want Saul dacht David te vellen door de hand der Filistijnen. |
1 Samuel 18:27 | Toen maakte zich David op, en hij en zijn mannen gingen heen, en zij sloegen onder de Filistijnen tweehonderd mannen, en David bracht hun voorhuiden, en men leverde ze den koning volkomenlijk, opdat hij schoonzoon des konings worden zou. Toen gaf Saul hem zijn dochter Michal ter vrouw. |
2 Samuel 3:14 | Ook zond David boden tot Isboseth, den zoon van Saul, zeggende: Geef [mij] mijn huisvrouw Michal, die ik mij met honderd voorhuiden der Filistijnen ondertrouwd heb. |
Jeremia 4:4 | Besnijdt u den HEERE en doet weg de voorhuiden uwer harten, gij mannen van Juda en inwoners van Jeruzalem! opdat Mijner grimmigheid niet uitvare als een vuur, en brande, dat niemand blussen kunne, vanwege de boosheid uwer handelingen. |
Jeremia 9:25 | Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik bezoeking zal doen over alle besnedenen, met degenen, die de voorhuid hebben; |