H6327 פּוּץ
spread abroad, scatter, disperse, scatter abroad,

Bijbelteksten

Job 16:12Ik had rust, maar Hij heeft mij verbroken, en bij mijn nek gegrepen, en mij verpletterd; en Hij heeft mij Zich tot een doelwit opgericht.
Job 18:11De beroeringen zullen hem rondom verschrikken, en hem verstrooien op zijn voeten.
Job 37:11Ook vermoeit Hij de dikke wolken [door] klaarheid; Hij verstrooit de wolk Zijns lichts.
Job 38:24Waar is de weg, [daar] het licht verdeeld wordt, [en] de oostenwind zich verstrooit op de aarde?
Job 40:6Strooi de verbolgenheden uws toorns uit, en zie allen hoogmoedige, en verneder hem!
Psalm 18:15En Hij zond Zijn pijlen uit, en verstrooide ze; en Hij vermenigvuldigde de bliksemen, en verschrikte ze.
Psalm 68:2God zal opstaan, Zijn vijanden zullen verstrooid worden, en Zijn haters zullen van Zijn aangezicht vlieden.
Psalm 144:6Bliksem bliksem, en verstrooi hen; zend Uw pijlen uit, en verdoe hen.
Spreuken 5:16Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, [en] de waterbeken op de straten;
Jesaja 24:1Ziet, de HEERE maakt het land ledig, en Hij maakt het woest; en Hij keert deszelfs gestaltenis om, en Hij verstrooit zijn inwoners.
Jesaja 28:25Is het niet alzo? Wanneer hij het bovenste van hetzelve effen gemaakt heeft, dan strooit hij wikken, en spreidt komijn, of hij werpt er van de beste tarwe in, of uitgelezen gerst, of spelt, elk aan zijn plaats.
Jesaja 41:16Gij zult ze wannen, en de wind zal ze wegnemen, en de stormwind zal ze verstrooien; maar gij zult u verheugen in den HEERE; in den Heilige Israels zult gij u roemen.
Jeremia 9:16En Ik zal hen verstrooien onder de heidenen, die zij niet gekend hebben, zij noch hun vaders; en Ik zal het zwaard achter hen zenden, totdat Ik hen verteerd zal hebben.
Jeremia 10:21Want de herders zijn onvernuftig geworden, en hebben den HEERE niet gezocht; daarom hebben zij niet verstandiglijk gehandeld, en hun ganse weide is verstrooid.
Jeremia 13:24Daarom zal Ik hen verstrooien als een stoppel, die doorgaat, door een wind der woestijn.
Jeremia 18:17Als een oostenwind zal Ik hen verstrooien voor het aangezicht des vijands; Ik zal hun den nek en niet het aangezicht laten zien, ten dage huns verderfs.
Jeremia 23:1Wee den herderen, die de schapen Mijner weide ombrengen en verstrooien! spreekt de HEERE.
Jeremia 23:2Daarom zegt de HEERE, de God Israels, alzo van de herderen, die Mijn volk weiden: Gijlieden hebt Mijn schapen verstrooid, en hebt ze verdreven, en hebt ze niet bezocht; ziet, Ik zal over u bezoeken de boosheid uwer handelingen, spreekt de HEERE.
Jeremia 23:29Is Mijn woord niet alzo, als een vuur? spreekt de HEERE, en als een hamer, [die] een steenrots te morzel slaat?
Jeremia 30:11Want Ik ben met u, spreekt de HEERE, om u te verlossen; want Ik zal een voleinding maken met al de heidenen, waarhenen Ik u verstrooid heb; maar met u zal Ik geen voleinding maken; maar Ik zal u kastijden met mate, en u niet gans onschuldig houden.

Mede mogelijk dankzij

Hadderech