Ezra 2:6 | De kinderen van Pahath-moab, van de kinderen van Jesua-Joab, twee duizend achthonderd en twaalf. |
Ezra 8:4 | Van de kinderen van Pahath-moab, Eljehoenai, de zoon van Zerahja; en met hem tweehonderd manspersonen. |
Ezra 10:30 | En van de kinderen van Pahath-moab: Adna, en Chelal, Benaja, Maaseja, Mattanja, Bezaleel, en Binnui, en Manasse. |
Nehemia 3:11 | De andere mate verbeterden Malchia, de zoon van Harim, en Hassub, de zoon van Pahath-moab; daartoe den Bakoventoren. |
Nehemia 7:11 | De kinderen van Pahath-moab, van de kinderen van Jesua en Joab, twee duizend, achthonderd [en] achttien; |
Nehemia 10:14 | De hoofden des volks: Parhos, Pahath-moab, Elam, Zatthu, Bani, |