H6435 פֵּן
opdat … niet

Bijbelteksten

1 Kronieken 10:4Toen zeide Saul tot zijn wapendrager: Trek uw zwaard uit en doorsteek mij daarmede, dat misschien deze onbesnedenen niet komen, en met mij den spot drijven. Maar zijn wapendrager wilde niet, want hij vreesde zeer. Toen nam Saul het zwaard, en viel daarin.
Job 32:13Opdat gij niet zegt: Wij hebben de wijsheid gevonden; God heeft hem nedergestoten, geen mens.
Job 36:18Omdat er grimmigheid is, [wacht u], dat Hij u misschien niet met een klop wegstote; zodat u een groot rantsoen er niet zou afbrengen.
Psalm 2:12Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij [op] den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden. Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen.
Psalm 7:3Opdat hij mijn ziel niet rove als een leeuw, verscheurende, terwijl er geen verlosser is.
Psalm 13:4Aanschouw, verhoor mij, HEERE, mijn God; verlicht mijn ogen, opdat ik [in] den dood niet ontslape;
Psalm 13:5Opdat niet mijn vijand zegge: Ik heb hem overmocht; mijn tegenpartijders zich verheugen, wanneer ik zou wankelen.
Psalm 28:1[Een psalm] van David. Tot U roep ik, HEERE! mijn Rotssteen, houd U niet als doof van mij af; opdat ik niet, [zo] Gij U van mij stil houdt, vergeleken worde met degenen, die in den kuil nederdalen.
Psalm 38:17Want ik zeide: Dat zij zich toch over mij niet verblijden! Wanneer mijn voet zou wankelen, zo zouden zij zich tegen mij groot maken.
Psalm 50:22Verstaat dit toch, gij godvergetenden! opdat Ik niet verscheure en niemand redde.
Psalm 59:12Dood hen niet, opdat mijn volk [het] niet vergete; doe hen omzwerven door Uw macht, en werp hen neder, o Heere, ons Schild!
Psalm 91:12Zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot.
Spreuken 5:6Opdat gij het pad des levens niet zoudt wegen, zijn haar gangen ongestadig, [dat] gij het niet merkt.
Spreuken 5:9Opdat gij anderen uw eer niet geeft, en uw jaren den wrede;
Spreuken 5:10Opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke arbeid niet [kome] in het huis des onbekenden;
Spreuken 9:8Bestraf den spotter niet, opdat hij u niet hate; bestraf den wijze, en hij zal u liefhebben.
Spreuken 20:13Heb den slaap niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw ogen, verzadig u met brood.
Spreuken 22:25Opdat gij zijn paden niet leert, en een strik over uw ziel haalt.
Spreuken 24:18Opdat het de HEERE niet zie, en het kwaad zij in Zijn ogen en Hij Zijn toorn van hem afkere.
Spreuken 25:8Vaar niet haastelijk voort om te twisten, opdat gij misschien in het laatste daarvan niet wat doet, als uw naaste u zou mogen beschaamd hebben.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken