H6504 פָּרַד
divided, separate, dispersed, part, scattered abroad,
Spreuken 17:9 | Die de overtreding toedekt, zoekt liefde; maar die de zaak weder ophaalt, scheidt den voornaamsten vriend. |
Spreuken 18:1 | Die zich afzondert, tracht naar wat begeerlijks; hij vermengt zich in alle bestendige wijsheid. |
Spreuken 18:18 | Het lot doet de geschillen ophouden, en maakt scheiding tussen machtigen. |
Spreuken 19:4 | Het goed brengt veel vrienden toe; maar de arme wordt van zijn vriend gescheiden. |
Ezechiel 1:11 | Ook waren hun aangezichten en hun vleugelen opwaarts verdeeld; elkeen had er twee samengevoegd aan de andere, en twee bedekten hun lichamen. |
Hosea 4:14 | Ik zal over uw dochteren geen bezoeking doen, omdat zij hoereren, en over uw bruiden, omdat zij overspel doen; want zij zelven scheiden zich af met de hoeren, en offeren met de snoodste hoeren; het volk dan, [dat] geen verstand heeft zal omgekeerd worden. |