Esther 1:3 | In het derde jaar zijner regering maakte hij een maaltijd al zijn vorsten en zijn knechten; de macht van Perzie en Medie, de grootste heren en de oversten der landschappen waren voor zijn aangezicht; |
Esther 6:9 | En men zal dat kleed en dat paard geven in de hand van een uit de vorsten des konings, van de grootste heren, en men zal het dien man aantrekken, tot wiens eer de koning een welbehagen heeft; en men zal hem op dat paard doen rijden door de straten der stad, en men zal voor hem roepen: Alzo zal men dien man doen, tot wiens eer de koning een welbehagen heeft! |
Daniel 1:3 | En de koning zeide tot Aspenaz, den overste zijner kamerlingen, dat hij voorbrengen zou [enigen] uit de kinderen Israels, te weten, uit het koninklijk zaad, en uit de prinsen; |