1 Koningen 1:45 | Daartoe hebben hem Zadok, de priester, en Nathan, de profeet, in Gihon tot koning gezalfd, en zijn van daar blijde opgetogen, zodat de stad in roer is; dat is het geroep, dat gij gehoord hebt. |
1 Koningen 2:35 | En de koning zette Benaja, den zoon van Jojada, in zijn plaats over het heir; en Zadok, den priester, zette de koning in de plaats van Abjathar. |
1 Koningen 4:2 | En deze waren de vorsten, die hij had: Azaria, de zoon van Zadok, was opperambtman. |
1 Koningen 4:4 | En Benaja, de zoon van Jojada, was over het heir; en Zadok en Abjathar waren priesters. |
2 Koningen 15:33 | Vijf en twintig jaren was hij oud, als hij koning werd, en regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jerusa, de dochter van Zadok. |
1 Kronieken 6:8 | En Ahitub gewon Zadok, en Zadok gewon Ahimaaz; |
1 Kronieken 6:12 | En Ahitub gewon Zadok, en Zadok gewon Sallum; |
1 Kronieken 6:53 | Zadok zijn zoon; Ahimaaz zijn zoon. |
1 Kronieken 9:11 | En Azarja, de zoon van Hilkija, den zoon van Mesullam, den zoon van Zadok, den zoon van Merajoth, den zoon van Ahitub, overste van het huis Gods; |
1 Kronieken 12:28 | En Zadok was een jongeling, een kloek held; en uit zijns vaders huis waren twee en twintig oversten; |
1 Kronieken 15:11 | En David riep de priesters Zadok en Abjathar, en de Levieten Uriel, Asaja en Joel, Semaja, en Eliel, en Amminadab. |
1 Kronieken 16:39 | En den priester Zadok, en zijn broederen, de priesters, voor den tabernakel des HEEREN op de hoogte, welke te Gibeon is; |
1 Kronieken 18:16 | En Zadok, de zoon van Ahitub, en Abimelech, de zoon van Abjathar, waren priesters, en Sausa schrijver; |
1 Kronieken 24:3 | David nu verdeelde hen, en Zadok uit de kinderen van Eleazar, en Abimelech uit de kinderen van Ithamar, naar hun ambt in hun dienst. |
1 Kronieken 24:6 | En Semaja, de zoon van Nethaneel, de schrijver, uit de Levieten, schreef hen op, voor het aangezicht des konings, en van de vorsten, en van den priester Zadok, en van Achimelech, den zoon van Abjathar, en van de hoofden der vaderen onder de priesters en onder de Levieten; een vaderlijk huis werd genomen voor Eleazer, en desgelijks werd genomen voor Ithamar. |
1 Kronieken 24:31 | En zij wierpen ook loten, nevens hun broederen, de zonen van Aaron, voor het aangezicht van den koning David, en Zadok, en Achimelech, en van de hoofden der vaderen onder de priesteren en onder de Levieten; het hoofd der vaderen tegen zijn kleinsten broeder. |
1 Kronieken 27:17 | Over de Levieten was Hasabja, de zoon van Kemuel; over de Aaronieten was Zadok; |
1 Kronieken 29:22 | En zij aten en dronken deszelven daags voor het aangezicht des HEEREN met grote vreugde; en zij maakten Salomo, den zoon van David, ten andere male koning, en zij zalfden [hem] den HEERE tot voorganger, en Zadok tot priester. |
2 Kronieken 27:1 | Jotham was vijf en twintig jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jerusa, een dochter van Zadok. |
2 Kronieken 31:10 | En Azaria, de hoofdpriester, van het huis van Zadok, sprak tot hem en zeide: Van dat men deze heffing begonnen heeft tot het huis des HEEREN te brengen, is er te eten geweest en verzadigd te worden, ja, over te houden tot overvloed toe; want de HEERE heeft Zijn volk gezegend, zodat deze veelheid overgebleven is. |