Ezechiel 26:8 | Hij zal uw dochteren op het veld met het zwaard doden, en hij zal sterkten tegen u maken, en een wal tegen u opwerpen, en rondassen tegen u opheffen. |
Ezechiel 34:23 | En Ik zal een enigen Herder over hen verwekken, en Hij zal hen weiden, [namelijk] Mijn knecht David; die zal ze weiden, en Die zal hun tot een Herder zijn. |
Ezechiel 34:29 | En Ik zal hun een plant van naam verwekken; en zij zullen niet meer weggeraapt worden door honger in het land, en den smaad der heidenen niet meer dragen. |
Daniel 8:27 | Toen werd ik, Daniel, zwak, en was [enige] dagen krank; daarna stond ik op, en deed des konings werk; en ik was ontzet over dit gezicht; maar niemand merkte het. |
Daniel 9:12 | En Hij heeft Zijn woorden bevestigd, die Hij gesproken heeft tegen ons, en tegen onze richters, die ons richtten, brengende over ons een groot kwaad, hetwelk niet geschied is onder den gansen hemel, gelijk aan Jeruzalem geschied is. |
Hosea 6:2 | Hij zal ons na twee dagen levend maken; op den derden dag zal Hij ons doen verrijzen, en wij zullen voor Zijn aangezicht leven. |
Hosea 10:14 | Daarom zal er een groot gedruis ontstaan onder uw volken, en al uw vestingen zullen verstoord worden, gelijk Salman Beth-arbel verstoorde ten dage des krijgs; de moeder werd er verpletterd met de zonen. |
Amos 2:11 | En Ik heb [sommigen] uit uw zonen tot profeten verwekt, en uit uw jongelingen tot Nazireen; is dit niet alzo, gij kinderen Israels? spreekt de HEERE. |
Amos 5:2 | De jonkvrouw Israels is gevallen, zij zal niet weder opstaan; zij is verlaten op haar land, er is niemand, die haar opricht. |
Amos 6:14 | Want ziet, Ik zal over ulieden, o huis Israels! een volk verwekken, spreekt de HEERE, de God der heirscharen; die zullen ulieden drukken, van daar men komt te Hamath, tot aan de beek der wildernis. |
Amos 7:2 | En het geschiedde, als zij het kruid des lands geheel zouden hebben afgegeten, dat ik zeide: Heere HEERE! vergeef toch; wie zou er [van] Jakob blijven staan; want hij is klein! |
Amos 7:5 | Toen zeide ik: Heere HEERE! houd toch op; wie zou er [van] Jakob blijven staan; want hij is klein! |
Amos 7:9 | Maar Izaks hoogten zullen verwoest, en Israels eigendommen verstoord worden; en Ik zal tegen Jerobeams huis opstaan met het zwaard. |
Amos 8:14 | Die daar zweren bij de schuld van Samaria, en zeggen: [Zo waarachtig als] uw God van Dan leeft, en de weg van Ber-seba leeft! en zij zullen vallen, en niet weder opstaan. |
Amos 9:11 | Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten, en Ik zal haar reten vertuinen, en wat aan haar is afgebroken, weder oprichten, en zal ze bouwen, als [in] de dagen van ouds; |
Obadja 1:1 | Het gezicht van Obadja. Alzo zegt de Heere HEERE van Edom: Wij hebben een gerucht gehoord van den HEERE, en er is een gezant geschikt onder de heidenen: Staat op, en laat ons opstaan tegen hen ten strijde. |
Jona 1:2 | Maak u op, ga naar de grote stad Nineve, en predik tegen haar; want hunlieder boosheid is opgeklommen voor Mijn aangezicht. |
Jona 1:3 | Maar Jona maakte zich op om te vluchten naar Tarsis, van het aangezicht des HEEREN; en hij kwam af te Jafo, en vond een schip, gaande naar Tarsis, en hij gaf de vracht daarvan, en ging neder in hetzelve, om met henlieden te gaan naar Tarsis, van het aan gezicht des HEEREN. |
Jona 1:6 | En de opperschipper naderde tot hem, en zeide tot hem: Wat is u, gij hardslapende? Sta op, roep tot uw God, misschien zal die God aan ons gedenken, dat wij niet vergaan. |
Jona 3:2 | Maak u op, ga naar de grote stad Nineve; en predik tegen haar de prediking, die Ik tot u spreek. |