1 Koningen 6:27 | En hij zette deze cherubs in het midden van het binnenste huis; en de cherubs spreidden de vleugelen uit, zodat de vleugel des enen raakte aan dezen wand, en de vleugel des anderen cherubs raakte aan den anderen wand; en hun vleugelen naar het midden van het huis raakten vleugel aan vleugel. |
1 Koningen 6:29 | En al de wanden van het huis, in het ronde, graveerde hij met uitgesneden graveringen van cherubs, en van palmbomen, en open bloemen, van binnen en van buiten. |
1 Koningen 14:10 | Daarom, zie, Ik zal kwaad over het huis van Jerobeam brengen, en van Jerobeam uitroeien, wat mannelijk is, den beslotene en verlatene in Israel; en Ik zal de nakomelingen van het huis van Jerobeam wegdoen, gelijk de drek weggedaan wordt, totdat het ganselijk vergaan zij. |
1 Koningen 16:11 | En het geschiedde, als hij regeerde, als hij op zijn troon zat, dat hij het ganse huis van Baesa sloeg; hij liet hem niet over die mannelijk was, noch zijn bloedverwanten, noch zijn vrienden. |
1 Koningen 21:21 | Zie, Ik zal kwaad over u brengen, en uw nakomelingen wegdoen; en Ik zal van Achab uitroeien, wat mannelijk is, mitsgaders den beslotene en verlatene in Israel. |
2 Koningen 4:10 | Laat ons toch een kleine opperkamer van een wand maken, en laat ons daar voor hem zetten een bed, en tafel, en stoel, en kandelaar; zo zal het geschieden, wanneer hij tot ons komt, dat hij daar inwijke. |
2 Koningen 9:8 | En het ganse huis van Achab zal omkomen; en Ik zal van Achab uitroeien, wat mannelijk is, ook den beslotene en verlatene in Israel. |
2 Koningen 9:33 | En hij zeide: Stoot ze van boven neder. En zij stieten haar van boven neder, zodat van haar bloed aan den wand en aan de paarden gesprengd werd; en hij vertrad haar. |
2 Koningen 20:2 | Toen keerde hij zijn aangezicht om naar den wand, en hij bad tot den HEERE, zeggende: |
1 Kronieken 14:1 | Toen zond Hiram, de koning van Tyrus, boden tot David, en cederenhout, en metselaars, en timmerlieden, dat zij hem een huis bouwden. |
1 Kronieken 29:4 | Drie duizend talenten gouds, van het goud van Ofir, en zeven duizend talenten gelouterd zilver, om de wanden der huizen te overtrekken; |
2 Kronieken 3:7 | Daartoe overdekte hij aan het huis de balken, de posten en de wanden daarvan, en de deuren daarvan met goud; en hij graveerde cherubs aan de wanden. |
2 Kronieken 3:11 | Aangaande de vleugelen der cherubim, hun lengte was twintig ellen; des enen vleugel was van vijf ellen, rakende aan den wand van het huis, en de andere vleugel van vijf ellen, rakende aan den vleugel des anderen cherubs. |
2 Kronieken 3:12 | Insgelijks was de vleugel des anderen cherubs van vijf ellen, rakende aan den wand van het huis; en de andere vleugel was van vijf ellen, klevende aan den vleugel des anderen cherubs. |
Psalm 62:4 | Hoe lang zult gijlieden kwaad aanstichten tegen een man? Gij allen zult gedood worden; gij zult zijn als een ingebogen wand, een aangestoten muur. |
Jesaja 22:5 | Want het is een dag van beroering, en van vertreding, en van verwarring van den Heere, den HEERE der heirscharen, in het dal des gezicht, [een dag] van ontmuring des muurs, en van geschreeuw naar het gebergte toe. |
Jesaja 25:4 | Want Gij zijt den arme een Sterkte geweest, een Sterkte den nooddruftige, als hem bange was; een Toevlucht tegen den vloed, een Schaduw tegen de hitte; want het blazen der tirannen is als een vloed [tegen] een wand. |
Jesaja 38:2 | Toen keerde Hizkia zijn aangezicht om naar den wand, en hij bad tot den HEERE. |
Jesaja 59:10 | Wij tasten naar den wand, gelijk de blinden, en gelijk die geen ogen hebben, tasten wij; wij stoten ons op den middag, als in de schemering, wij zijn in woeste plaatsen gelijk de doden. |
Jeremia 4:19 | O mijn ingewand, mijn ingewand! ik heb barenswee, o wanden mijns harten! mijn hart maakt getier in mij, ik kan niet zwijgen; want gij, mijn ziel! hoort het geluid der bazuin [en] het krijgsgeschrei. |