H7073 קְנַז
Kenaz

Bijbelteksten

Genesis 36:11En de zonen van Elifaz waren: Teman, Omar, Zefo, en Gaetam, en Kenaz.
Genesis 36:15Dit zijn de vorsten der zonen van Ezau: de zonen van Elifaz, den eerstgeborene van Ezau, waren: de vorst Teman, de vorst Omar, de vorst Zefo, de vorst Kenaz.
Genesis 36:42De vorst Kenaz, de vorst Teman, de vorst Mibzar,
Jozua 15:17Othniel nu, de zoon van Kenaz, den broeder van Kaleb, nam haar in; en hij gaf hem Achsa, zijn dochter, tot een vrouw.
Richteren 1:13Toen nam Othniel haar in, de zoon van Kenaz, broeder van Kaleb, die jonger was dan hij; en [Kaleb] gaf hem Achsa, zijn dochter, tot een vrouw.
Richteren 3:9Zo riepen de kinderen Israels tot den HEERE; en de HEERE verwekte den kinderen Israels een verlosser, die hen verloste, Othniel, zoon van Kenaz, broeder van Kaleb, die jonger was dan hij.
Richteren 3:11Toen was het land veertig jaren stil, en Othniel, de zoon van Kenaz, stierf.
1 Kronieken 1:36De kinderen van Elifaz waren Theman, en Omar, Zefi, en Gaetham, Kenaz, en Timna, en Amalek.
1 Kronieken 1:53De vorst Kenaz, de vorst Theman, de vorst Mibzar,
1 Kronieken 4:13En de kinderen van Kenaz waren Othniel en Seraja; en de kinderen van Othniel, Hathath.
1 Kronieken 4:15De kinderen van Kaleb nu, den zoon van Jefunne, waren Iru, Ela en Naam; en de kinderen van Ela, te weten Kenaz.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen