H7105 קָצִיר
harvest time, harvestman, branch, harvest, boughs

Bijbelteksten

2 Samuel 21:10Toen nam Rizpa, de dochter van Aja, een zak, en spande dien voor zich uit op een rotssteen, van het begin van den oogst, totdat er water op hen drupte van den hemel; en zij liet het gevogelte des hemels op hen niet rusten des daags, noch het gedierte van het veld des nachts.
2 Samuel 23:13Ook gingen af drie van de dertig hoofden, en kwamen in den oogst tot David, in de spelonk van Adullam; en de hoop der Filistijnen had zich gelegerd in het dal Rafaim.
Job 5:5Wiens oogst de hongerige verteerde, dien hij ook tot uit de doornen gehaald had; de struikrover slokte hun vermogen in.
Job 14:9Hij zal van den reuk der wateren [weder] uitspruiten, en zal een tak maken, gelijk een plant.
Job 18:16Van onder zullen zijn wortelen verdorren, en van boven zal zijn tak afgesneden worden.
Job 29:19Mijn wortel was uitgebreid aan het water, en dauw vernachtte op mijn tak.
Psalm 80:12Hij schoot zijn ranken uit tot aan de zee, en zijn scheuten tot aan de rivier.
Spreuken 6:8Haar brood bereidt in den zomer, haar spijs vergadert in den oogst.
Spreuken 10:5Die in den zomer vergadert, is een verstandig zoon; [maar] die in den oogst vast slaapt, is een zoon die beschaamd maakt.
Spreuken 20:4Om den winter zal de luiaard niet ploegen; daarom zal hij bedelen in den oogst, maar er zal niet zijn.
Spreuken 25:13Een trouw gezant is dengenen, die hem zenden, als de koude der sneeuw ten dage des oogstes; want hij verkwikt zijns heren ziel.
Spreuken 26:1Gelijk de sneeuw in den zomer, en gelijk de regen in den oogst, alzo past den zot de eer niet.
Jesaja 9:2Gij hebt dit volk vermenigvuldigd, [maar] Gij hebt de blijdschap niet groot gemaakt; zij zullen [nochtans] blijde wezen voor Uw aangezicht, gelijk men zich verblijdt in den oogst, gelijk men verheugd is, wanneer men de buit uitdeelt.
Jesaja 16:9Daarom beween ik, in de wening over Jaezer, den wijnstok van Sibma, ik maak u doornat met mijn tranen, o Hesbon en Eleale! want het vreugdegeschrei over uw zomervruchten en over uw oogst is gevallen;
Jesaja 17:5Want hij zal zijn, gelijk [wanneer] een maaier het staande koren verzamelt, en zijn arm aren afmaait; ja, hij zal zijn, gelijk [wanneer] iemand aren leest in het dal Refraim.
Jesaja 17:11Ten dage, als gij ze zult geplant hebben, zult gij [die] doen wassen, en in den morgenstond zult gij uw zaad doen bloeien; [doch] het zal maar een hoop van het gemaaide zijn, in den dag der krankheid en der pijnlijke smart.
Jesaja 18:4Want alzo heeft de HEERE tot mij gezegd: Ik zal stil zijn, en zien in Mijn woning, als de glinsterende hitte op den regen, als een wolk des dauws in de hitte des oogstes;
Jesaja 18:5Want voor den oogst, als de botte volkomen is, en de onrijpe druif rijp wordt [na] den bloesem, zo zal Hij de ranken met snoeimessen afsnijden, en de takken wegdoen, [en] afkappen.
Jesaja 23:3En wiens inkomst was het zaad van Sichor over de grote wateren, de oogst der rivier; en zij was de markt der heidenen.
Jesaja 27:11Als haar takken verdord zullen zijn, zullen zij afgebroken worden, [en] de vrouwen, komende, zullen ze aansteken; want het is geen volk van enig verstand; daarom zal Hij, Die het gemaakt heeft, Zich deszelven niet ontfermen, en Die het geformeerd heeft, zal aan hetzelve geen genade bewijzen.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken