Psalm 145:18 | [Koph.] De HEERE is nabij allen, die Hem aanroepen, allen, die Hem aanroepen in der waarheid. |
Psalm 147:4 | Hij telt het getal der sterren; Hij noemt ze allen bij namen. |
Psalm 147:9 | Die het vee zijn voeder geeft; aan de jonge raven, als zij roepen. |
Spreuken 1:21 | Zij roept in het voorste der woelingen; aan de deuren der poorten spreekt Zij Haar redenen in de stad; |
Spreuken 1:24 | Dewijl Ik geroepen heb, en gijlieden geweigerd hebt; Mijn hand uitgestrekt heb, en er niemand was, die opmerkte; |
Spreuken 1:28 | Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden; zij zullen Mij vroeg zoeken, maar zullen Mij niet vinden; |
Spreuken 2:3 | Ja, zo gij tot het verstand roept, uw stem verheft tot de verstandigheid; |
Spreuken 7:4 | Zeg tot de wijsheid: Gij zijt mijn zuster; en heet het verstand uw bloedvriend; |
Spreuken 8:1 | Roept de Wijsheid niet, en verheft [niet] de Verstandigheid Haar stem? |
Spreuken 8:4 | Tot u, o mannen! roep Ik, en Mijn stem is tot de mensenkinderen. |
Spreuken 9:3 | Zij heeft Haar dienstmaagden uitgezonden; Zij nodigt op de tinnen van de hoogten der stad: |
Spreuken 9:15 | Om te roepen degenen, [die op] den weg voorbijgaan, die hun paden recht maken, [zeggende:] |
Spreuken 9:18 | Maar hij weet niet, dat aldaar doden zijn; haar genoden zijn in de diepten der hel. |
Spreuken 12:23 | Een kloekzinnig mens bedekt de wetenschap; maar het hart der zotten roept dwaasheid uit. |
Spreuken 16:21 | De wijze van hart zal verstandig genoemd worden; en de zoetheid der lippen zal de lering vermeerderen. |
Spreuken 18:6 | De lippen des zots komen in twist, en zijn mond roept naar slagen. |
Spreuken 20:6 | Elk van de menigte der mensen roept zijn weldadigheid uit; maar wie zal een recht trouwen man vinden? |
Spreuken 21:13 | Die zijn oor stopt voor het geschrei des armen, die zal ook roepen, en niet verhoord worden. |
Spreuken 24:8 | Die denkt om kwaad te doen, dien zal men een meester van schandelijke verdichtselen noemen. |
Spreuken 27:16 | Elkeen, die haar verbergt, zou den wind verbergen, en de olie zijner rechterhand, [die] roept. |