H7151 קִרְיָה
stad

Bijbelteksten

Numeri 21:28Want er is een vuur uitgegaan uit Hesbon; een vlam uit de stad van Sihon; zij heeft verteerd Ar der Moabieten, [en] de heren der hoogten van de Arnon.
Deuteronomium 2:36Van Aroer af, dat aan den oever der beek Arnon is, en de stad, die aan de beek is, ook tot Gilead toe, was er geen stad, die voor ons te hoog was; de HEERE, onze God, gaf dat alles voor ons aangezicht.
Deuteronomium 3:4En wij namen te dier tijd al zijn steden; er was geen stad, die wij van hen niet namen: zestig steden, de ganse landstreek van Argob, het koninkrijk van Og in Bazan.
1 Koningen 1:41En Adonia hoorde het, en al de genoden, die met hem waren, die nu geeindigd hadden te eten; ook hoorde Joab het geluid der bazuinen, en zeide: Waarom is het geroep dier stad, die in roer is?
1 Koningen 1:45Daartoe hebben hem Zadok, de priester, en Nathan, de profeet, in Gihon tot koning gezalfd, en zijn van daar blijde opgetogen, zodat de stad in roer is; dat is het geroep, dat gij gehoord hebt.
Job 39:10Hij belacht het gewoel der stad; het menigerlei getier des drijvers hoort hij niet.
Psalm 48:3Schoon van gelegenheid, een vreugde der ganse aarde is de berg Sion, [aan] de zijden van het noorden; de stad des groten Konings.
Spreuken 10:15Des rijken goed is een stad zijner sterkte; de armoede der geringen is hun verstoring.
Spreuken 11:10Een stad springt op van vreugde over het welvaren der rechtvaardigen; en als de goddelozen vergaan, is er gejuich.
Spreuken 18:11Des rijken goed is de stad zijner sterkte, en als een verheven muur in zijn inbeelding.
Spreuken 18:19Een broeder is wederspanniger dan een sterke stad; en de geschillen zijn als een grendel van een paleis.
Spreuken 29:8Spotdrijvende lieden blazen een stad aan [brand]; maar de wijzen keren den toorn af.
Jesaja 1:21Hoe is de getrouwe stad tot een hoer geworden! Zij was vol recht, gerechtigheid herbergde daarin, maar nu doodslagers.
Jesaja 1:26En Ik zal [u] uw rechters wedergeven, als in het eerste, en uw raadslieden als in den beginne; daarna zult gij een stad der gerechtigheid, een getrouwe stad, genoemd worden.
Jesaja 22:2Gij, die vol van groot gedruis waart, gij woelige stad, gij, vrolijk huppelende stad! Uw verslagenen zijn niet verslagen met het zwaard, noch gestorven in den strijd.
Jesaja 24:10De woeste stad is verbroken, al de huizen staan gesloten, dat er niemand inkomen kan.
Jesaja 25:2Want Gij hebt van de stad een steenhoop gemaakt; de vaste stad tot een vervallen hoop; het paleis der vreemdelingen, dat het geen stad meer zij, in eeuwigheid zal zij niet herbouwd worden.
Jesaja 25:3Daarom zal U een machtig volk eren, de stad der tirannische volken zal U vrezen.
Jesaja 26:5Want Hij buigt de hooggezetenen neder, de verheven stad; Hij vernedert ze, Hij vernedert ze tot de aarde toe, Hij doet ze tot aan het stof reiken.
Jesaja 29:1Wee Ariel, Ariel! de stad, [waarin] David gelegerd heeft; doet jaar tot jaar; laat ze feestofferen slachten.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen